Turkije heeft Europa nodig. En niet andersom
Rusland, Iran en de Verenigde Staten bepalen de toekomst van Syrië. Voor Turkije is hierbij geen enkele rol van betekenis meer weggelegd. Het land raakt internationaal steeds verder geïsoleerd. Ankara heeft dringend Europa nodig, en niet andersom.
Juni was niet alleen de maand waarin de Turken hun stem uitbrachten voor een nieuw parlement. Het was ook de maand dat de Koerden in buurland Syrië erin slaagden om Islamitische Staat (IS) te verdrijven uit Tel Abyad, dat dicht bij de Turkse grens ligt. Dit werd breed gezien als een strategisch verlies voor IS, omdat hiermee de aanvoerroute voor het kalifaat vanuit Turkije werd afgesneden.
Opvallend was echter de reactie van de Turkse president Erdogan, die geen enkele moeite deed om zijn woede te verbergen over het feit dat de Syrische Koerden IS uit Tel Abyad hadden verjaagd.
Turkije ziet in het noorden van Syrië twee vijanden: IS en de Koerden, en de grootste daarvan zijn de Koerden. Ankara duidde de verovering van Tel Abyad als een gevaarlijke stap op weg naar een onafhankelijke Koerdische staat. Door de inname van de stad ontstond namelijk een verbinding tussen twee eerder door de Koerden veroverde gebieden.
Na de val van Tel Abyad besloten de Turkse leiders daarom dat er precies in deze regio een 30 kilometer brede bufferzone moest worden ingesteld. Deze was duidelijk bedoeld om verdere Koerdische aspiraties te verijdelen, maar Ankara beweerde dat de beveiligde bufferzone vooral diende voor de opvang van Syrische vluchtelingen.
Een bijkomend voordeel van de bufferzone zou zijn dat de ruim 2 miljoen Syrische vluchtelingen in Turkije zelf naar die zone terug zouden kunnen keren. Dat zou de Turkse economie en infrastructuur aanzienlijk ontlasten. Probleem was echter dat al gauw bleek dat de Turkse legerleiding weinig voelde voor een dergelijk hachelijk Syrisch avontuur, waarna de vraag urgent werd wie dan wel deze bufferzone zou moeten beschermen. Uiteraard viel de Turkse keuze op de NAVO, maar het huiverende Westen reageerde bepaald afwijzend.
De Russische militaire interventie in Syrië maakte voorgoed een einde aan de laatste hoop van president Erdogan en diens AK-partij op de instelling van een bufferzone in noordelijk Syrië. De Russische schendingen van het Turkse luchtruim waren bedoeld als een niet mis te verstane waarschuwing tegen dergelijke gedachten. Een bufferzone in Syrië is voor Moskou onbespreekbaar.
Europa wordt sinds enkele maanden geconfronteerd met een enorme vluchtelingenstroom uit Turkije. De Syrische burgeroorlog duurt inmiddels bijna vijf jaar en de vraag kan worden gesteld waarom deze vooral Syrische vluchtelingen net nu naar Europa komen. Turkije laat hen ongehinderd vertrekken, wat waarschijnlijk niet los kan worden gezien van de westerse weigering om mee te werken aan het instellen van de bufferzone. Daar had Turkije immers zijn hoop op gevestigd om het het vluchtelingenprobleem op te lossen.
Sinds 2011 zette de AK-partij zwaar in op het ten val brengen van het regime-Assad in Damascus, en ze werd hiervoor alom geprezen. Tijden veranderen echter: het is momenteel duidelijk dat landen als Rusland, Iran en de Verenigde Staten de toekomst van Syrië zullen bepalen. Voor Turkije is hierbij geen enkele rol van betekenis meer weggelegd en de AK-partij moet lijdzaam toezien hoe Turkije internationaal steeds verder geïsoleerd raakt.
Voor het eerst in zijn geschiedenis heeft Turkije geen ambassadeurs meer in Syrië, Israël, Libië en Egypte en heeft het land zich de wrevel op de hals gehaald van grootmachten als Rusland, de Verenigde Staten en zelfs China. Dit laatste vooral door de Turkse steun aan de afscheidingsbeweging van de Oeigoeren in China die etnisch Turks en islamitisch zijn. De Europese Unie verkeert daarom in een sterke onderhandelingspositie tegenover Turkije doordat Turkije dringend Europa nodig heeft, en niet andersom.
Erdogan probeert alle macht naar zich toe te trekken
In Turkije probeert president Tayyib Erdogan alle macht naar zich toe te trekken. Het gevolg is dat de binnenlandse verhouding gevaarlijk op scherp komen te staan.
De Turken gaan op 1 november opnieuw naar de stembus om een parlement te kiezen. Ze deden dat op 7 juni ook al, maar toen was een gevaarlijke politieke impasse het gevolg. Die verkiezingen werden door waarnemers uitgelegd als een referendum over de grootse ambities van president Erdogan, die Turkije in staatkundig opzicht fundamenteel wenste te veranderen.
De seculiere Turkse republiek was gebaseerd op een parlementair bestel, dat Erdogan wilde wijzigen in een presidentieel systeem. Volgens de Turkse grondwet berust de feitelijke macht bij de premier en diens regering, terwijl het presidentschap vooral van ceremoniële aard is. Dat was voor Erdogan geen probleem toen hijzelf nog premier was, maar wat velen vreesden werd vorig jaar bewaarheid.
Erdogan volgde toen zijn partijgenoot Abdullah Gül op als president en al snel werd duidelijk dat de beperkte bevoegdheden en functies die de Turkse grondwet de president toekende onbevredigend waren voor Erdogan. Daarom wilde hij in Turkije een presidentieel systeem invoeren met verregaande bevoegdheden voor de president, oftewel hijzelf. Hiervoor had zijn AK-partij echter minimaal een meerderheid nodig in het Turkse parlement, en in de aanloop naar de verkiezingen van 7 juni gingen bij Erdogan alle remmen los.
Volgens de Turkse grondwet dient de president boven de politieke partijen te staan, maar Erdogan toerde onbekommerd het hele land door als spreekbuis van zijn AK-partij. Op verkiezingsbijeenkomsten riep hij de Turken op om zijn partij minimaal 400 zetels te bezorgen. De klap kwam daarom hard aan toen na sluiting van de stembureaus bleek dat zijn AK-partij ‘slechts’ 41 procent van de stemmen had behaald.
Hiermee was de AK-partij nog steeds de grootste van Turkije, en deze uitslag was helemaal zo slecht nog niet als men bedenkt dat Erdogans partij de verkiezingen in 2002 gewonnen had met 34 procent van de stemmen. De AK-partij had dus na 7 juni een coalitieregering kunnen vormen zoals gebruikelijk is in westerse democratieën. Een dergelijke regering zou echter nooit instemmen met een presidentieel systeem in Turkije en volgens critici hadden Erdogan en diens partijtop daarom vanaf het begin besloten dat er nieuwe verkiezingen dienden te komen.
Dus torpedeerde de AK-partij doelbewust iedere poging om een coalitie te smeden. Dat was overigens niet zo moeilijk omdat de partij, die sinds 2002 Turkije in haar eentje bestuurde, het land dusdanig had gepolariseerd dat geen enkele andere politieke partij met haar in zee wilde gaan.
Naar goed politiek gebruik wordt er bij nederlagen naar zondebokken gezocht – en dat was in Turkije na 7 juni niet anders. Tegen alle verwachtingen in was de pro-Koerdische Democratische Volkspartij (HDP) erin geslaagd de kiesdrempel te halen zelfs 13 procent van de stemmen te bemachtigen.
De HDP wordt geleid door de charismatische Selahattin Demirtas, die niet alleen Koerden maar ook meer seculier- en liberaalgezinde Turken bleek aan te spreken. Sinds maanden wordt er tegen deze HDP een enorme lastercampagne gevoerd. De partij wordt ervan beschuldigd dat ze feitelijk de politieke vleugel is van de verboden Koerdische militie PKK. In het hele land gingen kantoren en gebouwen van de HDP in vlammen op.
Er circuleerden geruchten dat de politieke immuniteit van HDP-politici zou worden opgeheven en dat de partij wellicht zelfs verboden zou worden. Dit alles in de hoop dat potentiële kiezers op 1 november niet nogmaals op de HDP zullen stemmen, maar de mogelijkheid bestaat dat dit averechts zal uitpakken. Door deze politiek heeft de AK-partij namelijk alle in Turkije levende Koerden van zich vervreemd. Dat zou zich kunnen gaan vertalen in een nog grotere zetelwinst voor de HDP.
Een dergelijke verkiezingsuitslag zal echter vrijwel zeker grote politieke instabiliteit in Turkije veroorzaken. Want welke scenario’s zijn dan nog denkbaar? Bij gebrek aan een parlementaire meerderheid zal de AK-partij opnieuw op zoek moeten gaan naar een coalitiepartner, maar er is geen enkele reden om aan te nemen dat dit nu wel zal lukken. Opnieuw verkiezingen uitschrijven is echter ook geen optie.
Een ander mogelijk scenario zou kunnen zijn dat de AK-partij in zee zal gaan met de ultranationalistische Nationale Actiepartij (MHP), die faliekant tegen iedere verzoening met de Koerden is. Deze MHP zal in ruil voor samenwerking echter vrijwel zeker eisen dat de strijd met de Koerden verder wordt opgevoerd. Dit zou een gevaarlijke escalatie tot gevolg hebben, die Turkije aan de rand van een complete burgeroorlog zal brengen.
Sinds enkele maanden woedt er in het oosten van Turkije al een felle strijd tussen het Turkse leger en de Koerden. Turkije claimt dat hierbij a zeker 1700 Koerdische militanten zijn gedood, maar ook het aantal doden aan Turkse zijde stijgt gestaag. Officieel zouden er 150 Turkse soldaten zijn gesneuveld, maar volgens de Koerdische PKK is het werkelijke aantal een veelvoud hiervan.
Verontrustend voor het Turkse leger is dat familieleden van omgekomen soldaten tijdens hun begrafenissen niet zozeer de Koerdische PKK, maar president Erdogan en de Turkse staat hiervoor verantwoordelijk stelden. In een aantal gevallen werd politieke en militaire leiders door een woedende menigte zelfs de toegang tot deze begrafenissen ontzegd.
Turkije lijkt steeds meer op een land dat in oorlog is met zichzelf. Analisten denken dan ook dat de komende verkiezingen beslissend zullen zijn voor de toekomst van dit NAVO-lid.
Erdogan wil alle macht
Niet alleen Amerika, maar ook het Turkse leiderschap werd volkomen verrast door het Russische militaire optreden in Syrië. Naast de door Washington aangevoerde anti-IS-coalitie ontstond er plotseling ook een Russisch-Iraanse alliantie. Een van de grootste verschillen tussen deze beide militaire verbanden is de rol die aan Turkije wordt toebedeeld.
De westerse coalitie acht Turkse participatie van vitaal belang en Amerikaanse generaals brengen het ene na het andere bezoek aan Ankara. Officieel om het sterke strategische partnerschap tussen Turkije en het Westen te bevestigen, maar officieus om achter gesloten deuren uiting te geven aan het westerse onbehagen over de Turkse politiek richting Syrië. Rusland daarentegen lijkt Turkije vooral te negeren.
Het Kremlin maakt er geen geheim van ernstige bedenkingen te hebben tegen de Turkse steun voor allerlei gewapende milities in Syrië. In het Russische woordenboek komt de term ”gematigde rebellen” niet voor.
Van het hoofd van de Turkse veiligheidsdienst MIT, Hakan Fidan, is bekend dat hij een van de weinige vertrouwelingen is die rechtstreeks toegang hebben tot president Erdogan. Fidan maakte recentelijk tijdens een interview enkele opmerkingen die vraagtekens zetten bij de Turkse claim dat het IS bestrijdt.
Allereerst veroordeelde Fidan de Russische militaire interventie in Syrië, die volgens hem bedoeld was om de islamitische revolutie in Syrië in de kiem te smoren. Vervolgens zei hij dat „IS een realiteit is die we moeten accepteren. We kunnen IS niet vernietigen omdat het goed georganiseerd is en populariteit geniet.”
Fidan verzocht zijn „westerse collega’s” daarom „hun ideeën over islamitische politieke stromingen te herzien. Ze moeten hun cynische mentaliteit laten varen en proberen om de Russische pogingen te verijdelen om de Syrische islamitische revolutionairen uit te roeien.” Gevraagd naar het grote aantal buitenlandse jihadisten dat naar Syrië reist, zei Fidan dat het noodzakelijk was dat IS in Istanbul een „consulaat of politiek kantoor” zou openen.
Op deze woorden van het hoofd van de Turkse veiligheidsdienst werd door Ankara totaal niet gereageerd. Gezien de vertrouwenspositie van Fidan mag daarom gevoeglijk worden aangenomen dat zijn woorden de visie weerspiegelden van de AK-partij. IS wordt in Ankara blijkbaar beschouwd als een realiteit die blijvend is.
Iedere coalitie is slechts zo sterk als haar zwakste schakel, en binnen de westerse anti-IS-coalitie is dat overduidelijk Turkije.
Wil Turkije IS wel verslaan?