Nederland worstelt met het salafisme
Als salafisme de norm wordt onder moslims in Nederland, is dat dan zorgelijk? Absoluut, vindt de AIVD. Feit is dat de orthodoxe stroming binnen de islam steeds meer in de schijnwerpers staat. Nederland worstelt met het salafisme.
Hij weet het zeker. Azzedine C., de hoofdverdachte in het grootste jihadproces dat ooit in Nederland is gevoerd, is geen extremist. Hij plaatst zichzelf „binnen de mainstream-islam”, zei hij tegen de rechter in de extra beveiligde rechtbank in Amsterdam-Osdorp.
Daar staat C., beter bekend als Abou Moussa, dezer dagen terecht als hoofdverdachte te midden van een heel scala aan radicale moslims. Dat proces begon al een maand geleden, maar is nog altijd niet afgelopen. In elk geval is al duidelijk dat het een harde dobber zal worden om tot een stevige veroordeling te komen.
Aan de rechters zal het niet liggen: ze nemen uitgebreid de tijd om de tien verdachten aan de tand te voelen. Zo vragen ze Abou Moussa het hemd van het lijf over vermeende ronselpraktijken. Over zijn opvattingen over de jihad. Over zijn „geflirt met terrorisme”, zoals de rechter dat noemde.
Maar Abou Moussa, welbespraakt als altijd, deed zijn best die aanklachten allemaal van tafel te vegen. Hij had nog nóóit gehoord dat iemand die hij kende naar Syrië wilde gaan. En zijn uitspraken tijdens demonstraties: dat was alleen retoriek. Als hij „heerlijk” als commentaar plaatste bij een gruwelijke strijdfoto, bedoelde hij slechts dat het een mooie, heldere foto was. Of het was simpelweg bedoeld als satire.
Abou Moussa deed er alles aan om gematigd over te komen, zoveel was duidelijk. Zijn schoonmoeder zei het hem ook al: Abou Moussa is in feite helemaal niet zo orthodox. „Ik heb nooit een moskeeverbod gekregen”, voegde hij daar nog aan toe. Met andere woorden: zijn opvattingen passen prima binnen de gangbare islam.
Diep ingebakken
Dat levert twee prangende vragen op. De eerste vraag is natuurlijk of die aanname klopt. En, áls die klopt, wat dit zegt over de gangbare islam.
Wat de eerste vraag betreft: het klopt voor wie het ermee eens is. Als érgens blijkt dat ”de” islam niet bestaat, dan is het wel in het debat over salafisme.
„In feite is het de vraag naar wie de ware moslim is”, vat arabist Jan Jaap de Ruiter van de universiteit van Tilburg samen. „Ik zou het werkelijk niet weten. Die vraag is niet te beantwoorden, alleen al omdat de interne strijd hierover heel groot is. Het viel me deze week nog op op Twitter: zo zachtjes aan komen we op een punt dat zo’n beetje elke moslim andere moslims geen echte moslims vindt.”
In elk geval zit het zeker bij salafisten diep ingebakken dat ze de enige ware moslims zijn, constateert De Ruiter. „Dat krijg je er niet uit, het zit diep in hun mindset.”
Tijdens de grote jihadzaak werd ook salafismedeskundige Martijn de Koning opgeroepen. Als getuige-deskundige deed hij verslag van zijn bevindingen in de omgang met de hoofdverdachten. Hij zei dat het salafisme „wel een beetje omstreden” is onder moslims. Ook zag hij bij de verdachten aspecten die zeker niet gangbaar zijn in de islam in Nederland, zoals geloofsverkondiging op straat of het verstoren van bijeenkomsten.
Desgevraagd wil De Koning niet verder reageren op het profiel van de verdachten om de gang van zaken in de rechtszaak niet te doorkruisen. Wel wil hij los van de jihadzaak zijn mening geven. Hij is het eens met De Ruiter dat de meeste salafisten zichzelf als „gewone, vrome moslim” beschouwen. De opvatting van Abou Moussa, kortom, komt niet uit de lucht vallen.
Steeds orthodoxer
Maar wat zegt dit nu over de islam in het Westen? Krijgen salafisten het steeds meer voor het zeggen? Worden moslims steeds orthodoxer qua normen en waarden?
Ja, zeggen de geheime dienst AIVD en de antiterrorismedienst NCTV. Ze schreven vorige maand een gezamenlijk rapport over salafisme in Nederland en constateren dat de invloed van deze orthodoxe moslims nog altijd toeneemt.
De Koning betwijfelt of dat klopt. „Ook de AIVD weet niet hoeveel salafisten er zijn. Dat weet niemand. Ik heb juist de indruk dat hun invloed al een aantal jaren vrij stabiel is.”
Van pakweg 2000 tot 2006 nam die invloed wél toe, denkt De Koning. „Toen zag je meer bezoekers in moskeeën van salafistische signatuur en een sterke aanwezigheid van salafisten op internet.”
Maar er zit een bovengrens aan de groei, vermoedt De Koning. „Waarom? Omdat het niet gemakkelijk is om, zoals salafisten willen, het voorbeeld van de profeet tot in detail en zo strikt mogelijk te volgen. Dat kost toewijding en energie, en zelfs dan zul je nog compromissen moeten sluiten. Niet iedereen is daartoe bereid. Het vraag veel van mensen.”
Daar komt bij dat salafistische organisaties niet langer het monopolie hebben op de islamitische markt, zoals dat tien jaar geleden meer het geval was. „Wie zich toen wilde verdiepen in de islam, kwam al snel uit bij een van de salafistische moskeeën”, zegt De Koning. „Maar nu zijn er ook andere centra, zoals De Middenweg in Rotterdam. Er is meer aanbod dan eerst, waardoor geïnteresseerden makkelijker gaan shoppen.”
Feit is dat de salafistische invloed vergeleken met twintig jaar geleden wel degelijk is gegroeid. Dat constateert ook arabist Jan Jaap de Ruiter. „De club die orthodoxer is geworden, is best fors. Ze schurken aan tegen wat Abou Moussa zegt: dat hun islam de mainstream-islam is.”
Homoseksuele vrienden
Dat zijn duidelijke antwoorden. Abou Moussa heeft dus gelijk. Hij noemt zich niet helemaal zonder reden een „mainstream-moslim.” En ook de eerder opgeworpen vraag wat dit over de islam zegt, is beantwoord. Er zijn veel verschillende stromingen, maar de islam in het Westen als geheel heeft de achterliggende decennia een meer orthodoxe inslag gekregen, waarbij het salafisme garen heeft gesponnen.
Maar wat nu? Wat betekenen deze antwoorden in de praktijk? Zijn die antwoorden zorgelijk? Wie een vorig jaar gepubliceerd onderzoek van hoogleraar Ruud Koopmans bekijkt, heeft daar geen twijfels over. Hij onderzocht wat die orthodoxe opvattingen in het leven van alledag eigenlijk betekenen en maakte de vergelijking met christenen.
Dat leidde tot conclusies die door velen als schokkend worden ervaren. Zo zeggen moslims véél vaker dan christenen dat er maar één ware interpretatie is van hun geloof. Ook zeggen ze veel vaker dat religieuze regels belangrijker zijn dan seculiere wetten. Bovendien wil een meerderheid van de gelovige moslims geen homoseksuele vrienden en geloven ze dat Joden niet te vertrouwen zijn.
Opmerkelijk daarbij is dat de tweede generatie van moslims in het Westen nauwelijks anders denkt over die stellingen dan de eerste generatie. Als het gaat om de vraag of het Westen erop uit is om de islamitische cultuur te vernietigen, zijn zelfs meer jongere moslims het daarmee eens dan moslims van de oude garde.
Doctrine
Nu zijn er wel een paar kanttekeningen bij dat onderzoek te plaatsen. Zo is gevraagd naar de goddelijkheid van de Bijbel en de Koran. „Dat de Koran het letterlijke woord van Allah is, is een islamitische doctrine”, zegt bijvoorbeeld salafismedeskundige De Koning. „Daar kun je als moslim dus niet omheen, terwijl een katholiek niet in de problemen komt met de leer, ongeacht het antwoord dat hij op die vraag geeft.”
Ook arabist De Ruiter heeft twijfels bij de stelligheid van het onderzoek. „Er is een voorselectie gemaakt. Het moesten wel gelóvige moslims zijn die meededen. Dat heeft invloed op de uitkomsten.”
Bovendien zegt de overtuiging van een orthodoxe moslim volgens hem lang niet alles over wat deze moslim zal doen. „Natuurlijk zeggen ze dat ze de sharia belangrijker vinden dan de nationale wet. Dat zeggen de jongens die nu voor de rechter staan ook. Maar dat wil nog niet zeggen dat ze er ook naar zullen handelen. Dat heeft het huidige jihadproces nu al aangetoond, al moet de uitspraak nog komen. Het zal moeilijk zijn om deze jongens te veroordelen, ook al zijn ze nog even radicaal als voor hun proces. Ze hebben de meest vreselijke dingen gezegd, maar juridisch is het een hele kluif om iemand daarvoor te veroordelen. Dat is misschien ook wel een goed teken; dat de rechtsstaat zegeviert.”
Andere agenda
Het juridische verhaal is, kortom, ingewikkeld. Maar ook een vrijspraak zal de zorgen in de samenleving over de strengste salafistische groepen niet wegnemen – het zal eerder het tegenovergestelde bewerkstelligen. De Koning begrijpt dat. „Ze zijn op een aantal punten conservatief of zelfs ultraconservatief. Ik kan me voorstellen dat mensen zich zorgen maken; het gaat in tegen de dominante houding in de maatschappij. Maar over het algemeen functioneren ze toch zonder al te veel problemen in de samenleving.”
De Ruiter gaat verder. „Ik zie met lede ogen aan dat het salafisme haaks staat op alles wat democratisch is – ook als het niet gewelddadig is. Dat vertaalt zich erin dat salafisten zich steeds meer isoleren van de samenleving, want ze hebben een heel andere agenda.”
Salafisten in soorten en maten
De in het Westen meest voorkomende vorm van ”zuivere islam” is het salafisme. De term verwijst naar ”al-salaf al-salih”, ofwel de rechtvaardige voorouders die moeten worden nagevolgd. Dat zijn vanzelfsprekend de profeet Mohammed, zijn metgezellen en directe opvolgers. Maar onder hedendaagse salafisten zijn veel verschillen. Deskundigen onderscheiden drie hoofdgroepen.
De eerste groep vormen de apolitieke salafi’s, die zich niet met politiek bemoeien en onomwonden verklaren tegen elke vorm van terrorisme te zijn. De zuivere islam wordt bij hen voornamelijk theologisch ingekleurd. In Nederland zijn zij haast overal te vinden.
De tweede groep zijn de politieke salafi’s, die eveneens geweld afwijzen, maar wel antidemocratisch zijn. In Nederland zijn er een paar moskeeën met deze signatuur, zoals de El Tawheedmoskee in Amsterdam en de as-Soennahmoskee in Den Haag, hoewel deze moskeeën de toon na 2004 sterk gematigd hebben.
De derde groep bestaat uit de jihadisten, die geweld propageren en eventueel ook gebruiken. In Nederland zijn zij niet bovengronds georganiseerd. De naar schatting 200 moslims die vanuit Nederland naar Syrië en Irak zijn vertrokken om daar te vechten, horen bij deze groep.
De AIVD wijst erop dat de eerste groepen een voedingsbodem kunnen zijn voor radicalisering naar het jihadistisch salafisme. Maar de dienst benadrukt dat niet de hele salafistische stroming daarmee als „probleem” moet worden gezien.