„Dit werk heeft veel gebed nodig”
Het is vroeg en erg koud. In de schemer arriveren de deelnemers aan de maandagse gebedskring voor afdelingshoofden van Stichting De Hoop in Dordrecht. De fietsers bibberend, maar klaarwakker; de automobilisten warm, maar minder wakker. Klokslag 07.00 uur moet iedereen helder zijn: „Heeft iemand iets uit de Bijbel om door te geven?”
Lang blijft het stil. Dan stelt Cor van Dam voor om een gedeelte uit de Bijbel te lezen. Psalm 105 om precies te zijn. „Een hoofdstuk waarmee we dagen vooruit kunnen.” Even later klinken vertrouwde woorden in het voormalige koetshuis op het terrein van de Dordtse stichting.
Cor van Dam wijst erop dat de daden van de Heere onder de volken verkondigd moeten worden en brengt het in verband met het werk onder verslaafden dat De Hoop verricht. Hij refereert aan de aanwezigheid op de Wegwijsbeurs, waar ex-gasten vertelden wat God bij hen heeft gedaan. De basis van de verkondiging in vers 1 en het verblijden in vers 3 ligt volgens hem in vers 4, waar de psalmdichter oproept om gedurig naar de Heere en Zijn sterkte te vragen en Zijn aangezicht te zoeken. „Op die manier kun je ook blijdschap vinden als de situatie om je heen moeilijk is. Als er dingen gebeuren die je het gevoel geven verlaten te zijn of bedreigd te worden.”
De link met het werk bij de stichting en de gebedsgroep is snel gelegd. Een van de aanwezigen ziet daarnaast een verband met het themablok ”Omgaan met gevoelens”. „Wortelen in God geeft vastheid en rust, ook al zijn de omstandigheden angstig.”
Na het bijbellezen kunnen de deelnemers gebedspunten naar voren brengen. De respons is groot. „Op mijn afdeling zijn twee zieken.” „Deze week gaat voor de tweede keer een verslavingscursus van start.” „Op de Wegwijsbeurs vertelden een vader en een moeder van de zorgen over hun blowende zoon.” „Ik heb vandaag een gesprek met een gast die de afgelopen week bijna agressief werd toen ik hem confronteerde met verkeerd gedrag.”
Een van de aanwezigen begint het gebed. Hij beklemtoont de afhankelijkheid van de Heere. Instemmend gemompel. Enkele van de genoemde punten komen aan de orde. Na zijn ”amen” gaat een volgende deelnemer verder. Ruim een halfuur later heeft iedereen een bijdrage aan het kringgebed geleverd. Aandacht voor gasten en collega’s, grootheid van God en kleinheid van de mens zijn zaken die bij iedere bidder terugkomen.
Na het kringgebed gaan de aanwezigen naar hun afdeling om met de werknemers daar de dag met de Heere te beginnen. Als er al zo’n dagopening is, waarom dan óók een bijeenkomst voor afdelingshoofden? Frans Koopmans, stafmedewerker communicatie en een van de oprichters van de bidkring: „Er zijn dingen die om privacyredenen niet op de afdeling besproken kunnen worden, maar wél gebed nodig hebben. Die kunnen op maandagochtend voor de Heere worden neergelegd. Bovendien is het dan mogelijk om er samen als hoofden over te praten en elkaar te ondersteunen. Dat geeft een band. Bovendien kom je zo aan de weet wat er in de verschillende geledingen van de stichting speelt.”
De gebedskring is zo’n vijf jaar geleden opgericht, vertelt Koopmans. „Het was in de tijd dat De Hoop sterk groeide en het werk meer en meer professionaliseerde. Het werd extra belangrijk te beseffen dat alles aan God te danken was en is en dat we afhankelijk zijn van Zijn zegen. Je blijft niet vanzelf een christelijke organisatie. Als hoofd van een afdeling heb je ook een verantwoordelijkheid als geestelijk leider en dus heb ik met een collega het initiatief voor deze gebedskring genomen.”
De stafmedewerker vindt het „ontzettend fijn” om elke maandag naar de kring te gaan. „Het is goed om met elkaar problemen te bespreken en ze bij God neer te leggen. Dit werk heeft veel gebed nodig en we merken keer op keer dat de Heere ons en andere bidders in en rond De Hoop verhoort. Verder geeft het een onderlinge band die veel meer is dan alleen collegiaal.”
Dit is het vijfde deel in een serie over bedrijfsbidstonden. Morgen deel 6: ministerie van Economische Zaken.