Sara van Oordt: Verwachten in een bijzondere tijd
Ze is voor de media hét gezicht van stichting Christenen voor Israël. Maar wie schuilt er achter deze Belgische dame die zo perfect Nederlands spreekt? Sara van Oordt: „Ik ben van nature een idealist. Ik wil graag goeddoen voor de samenleving.”
Ze werd geboren in België uit een huwelijk tussen een Zwitserse moeder en een half Nederlandse, half Belgische vader. Inmiddels woont Sara van Oordt-Jonckheere (34) al jaren in Nederland, hoewel ze nog steeds de Belgische nationaliteit heeft. Maar de gemengde gevoelens blijven. „Als ik in Nederland ben, voel ik me Belg. Als ik in België ben, voel ik me Nederlander.”
Wat is het verschil tussen beide landen dan?
„België en Nederland hebben veel gemeenschappelijk. Maar er zijn ook grote verschillen. In België kun je niet zomaar roepen wat je denkt. Op een verjaardagsfeestje in Nederland heeft iedereen overal een mening over. Zeker als het om politiek gaat. In België moet je eerst ergens verstand van hebben voor je wat zegt. Aan die Nederlandse assertiviteit heb ik wel moeten wennen. Ik was aanvankelijk heel verlegen. Maar dat heb ik inmiddels wel overwonnen.”
U spreekt Nederlands zonder enige vorm van accent. Is dat een tweede natuur geworden?
„Die taalmix heb ik van huis uit meegekregen. In het dagelijks leven spreek ik Nederlands. Maar ik droom soms in het Engels. En als ik in België ben, schakel ik ook direct over op Vlaams. Dat voelt niet als acteren.”
Muziek speelt een belangrijke rol in uw leven. Waarom?
„Ik speel al piano sinds mijn tweede – eigenlijk zolang als ik me kan herinneren. Als kind was ik altijd erg verlegen. Ik stond duizend angsten uit als ik een spreekbeurt moest houden. Maar een concert op de muziekschool geven, vond ik heerlijk. Spelen, een buiginkje, en klaar.
Tegenwoordig speel ik te weinig. Het zou meer moeten, maar ik moet prioriteiten stellen. Ik wilde graag naar het conservatorium, maar mijn moeder vond dat ik eerst maar een normale studie moest volgen. Ik weet achteraf ook niet of ik er veel gelukkiger van zou zijn geworden.
Muziek maken is voor mij een manier om een verhaal te vertellen. Door de opbouw en de verschillende riedeltjes spreek je een andere taal. Als verlegen meisje kon ik daardoor beter praten.”
Wat vertelt u dan?
„Dat verschilt per stuk. Soms komt er een persoon in mijn gedachten. Dan haal ik me diens karakter voor de geest en beeld ik dat uit in muziek. Ook bij het overlijden van mijn vader heb ik veel dingen door muziek maken verwerkt.”
Uw vader overleed toen u nog tiener was. Wat deed dat met u?
„Ik was weliswaar nog jong, maar ik heb het heel bewust meegemaakt. Toen hij ziek werd, heb ik vaak ”Glory be to Jesus” voor hem gespeeld. Dat deed hem heel veel, ook al speelde ik het voor de dertigste keer. Hij had altijd het oog op Jezus gericht. Ik was er niet bij toen hij stierf. Ik kreeg een telefoontje: Lieve Sara, je vader is overleden.
Helaas heb ik nooit heel wezenlijke gesprekken met mijn vader gehad. Die voerde ik vooral later met mijn moeder. Tot op de dag van vandaag zou ik het heerlijk vinden om mijn vader te kunnen vragen hoe hij over bepaalde zaken dacht. Hij was altijd heel pastoraal, hoor ik regelmatig van mensen die hem hebben gekend.”
Als tiener nooit opstandig geweest over de dood van uw vader?
„Ik ben nooit opstandig geweest. Maar toen mijn moeder op de rouwkaart de tekst uit Job –De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de Naam des Heeren zij geloofd– zette, kon ik dat niet goed begrijpen. Ik dacht: hoe kun je dat nu uit je mond krijgen? Inmiddels heb ik begrepen dat „de Heere loven” een diepere dimensie heeft en ook bij groot verdriet mogelijk is. Maar de pijn blijft wel.
Een maand na het overlijden van mijn vader was ik op een internationaal jongerenkamp van de kerk. Daar zag ik hoe jonge mensen heel positief met het geloof omgingen. In België was ik een kleine gemeente van voornamelijk ouderen gewend. Maar hier voelde ik het belang van een persoonlijke relatie met de Heere Jezus.
Ik heb in Voorburg stage gelopen en in Utrecht gestudeerd. En al die tijd had ik het gevoel dat ik in Nederland meer met mijn geloof kon dan in België. In Nederland werd ik bijvoorbeeld als nieuwkomer direct uitgenodigd voor een Bijbelkring.”
U bent lid van een katholiek-apostolische gemeente. Dat moet u waarschijnlijk regelmatig uitleggen?
„Dat moet je altijd uitleggen. Het kerkgenootschap is ongeveer gelijktijdig met het Reveil ontstaan. Een belangrijk kenmerk is dat wij een sterke nadruk leggen op schuldbelijdenis voor de verdeeldheid van de kerk. Elke zondagmiddag en woensdagavond bidden we voor de eenheid en het herstel van de kerk, het lichaam van Christus. En we richten ons sterk op de wederkomst van de Heere Jezus. De Woordverkondiging staat ook vaak in het teken daarvan.”
Bent u daar zelf ook mee bezig?
„Ja, door bidden en verwachten. En dat gevoel wordt alleen maar sterker als je naar deze bijzondere tijd kijkt. Mijn vader sprak ook veel over de wederkomst en dat we daar klaar voor moeten zijn. Ik heb de indruk dat daar in de protestantse kerken veel minder aandacht voor is.”
Vervult die gedachte van de wederkomst u ook met vreugde?
Van Oordt lacht. „Ik ben daar zeker niet bang voor. Ik leef in het vertrouwen dat Hij alles in de hand heeft.”
Uiteindelijk kwam u bij stichting Christenen voor Israël terecht. Welke plaats nam Israël in uw ouderlijk huis in?
„Ik heb van huis uit de liefde voor Israël meegekregen. Ik ben grootgebracht met de gedachte dat de Joden een bijzonder volk zijn. Maar toen op mijn eerste werkdag bij Christenen voor Israël werd gesproken over ”aliyah maken”, dacht ik: Aliyah, wat is dat? Pas toen ben ik me echt in Israël en het Joodse volk gaan verdiepen.”
U kwam in 2006 voor het eerst in Israël. Hoe voelde dat?
„Iedereen had tegen me gezegd: Als je aankomt, voelt het alsof je thuiskomt. Dat vond ik dus helemaal niet. Maar toen ik door de Leeuwenpoort liep richting Gethsemané, kwam het opeens bij me binnen: dit is de plaats waar de Heere Jezus heeft gelopen. Dat doet wel wat met je.
Ik vind het na veertien keer nog steeds een voorrecht om Israël te bezoeken en ik kom er graag. Maar het blijft voor mij wel het land van de Joden.”
Werken bij Christenen voor Israël veronderstelt een bepaalde houding ten aanzien van Israël en de conflicten waar de Joodse staat mee te kampen heeft.
„Christenen voor Israël is geen politieke club. Over veel dingen heb ik ook bewust geen mening. Ons hoofddoel is Bijbels onderwijs aan kerken in Nederland te geven over Israël, met als belangrijk oogpunt antisemitisme te weren. Wel kiezen we er als stichting voor om geen stelling tegen zittende Israëlische regeringen te nemen.”
Zo spreekt u consequent over Judea en Samaria, in plaats van over de Westelijke Jordaanoever.
Van Oordt denkt lang na. Dan: „Zo voelt dat, ja. Het is voor mij deel van het Beloofde Land dat uiteindelijk bij Israël hoort. Ik kan niet in Gods agenda kijken, maar ik geloof zeker dat het grote doel het herstel van het volk én het land is.”
Terwijl Judea en Samaria nu juist ooit onderdeel van een Palestijnse staat moeten worden.
„Als er al een Palestijnse staat komt, zou ik het op zijn minst raar vinden als Joden daar niet zouden mogen wonen. Het is nu eenmaal Bijbels land. Vanuit seculier oogpunt is geen enkele oplossing voor het conflict een goede oplossing. Je kunt argumenteren tot je een ons weegt, maar het schiet gewoon niet op. Dat klinkt heel wrang. Dit conflict maakt je op de lange duur ook redelijk cynisch als je niet uitkijkt. Israël heeft zich uit Gaza teruggetrokken, en kijk eens wat er daarna is gebeurd.”
Maar wat moet er dan gebeuren?
„Ik ben van mening dat er uiteindelijk een goddelijke interventie nodig is.”
Is die aanstaande?
„Ik hoop het. Zo ben ik ook opgevoed. Ik zie ook steeds meer dingen gebeuren die voor mij aantonen dat het spoedig zover zal zijn. Neem alleen al de terugkeer van de Joden naar hun land. Dat is toch onbegrijpelijk? Tweeduizend jaar zijn ze los van het land geweest. Er is geen volk dat zo lang in de diaspora is geweest. En nu, nog geen zeventig jaar na de stichting van de staat Israël, komt het allemaal weer bij elkaar.”
Hoe verklaart u dat?
„Daar kun je allerlei sociologische verklaringen op loslaten. Maar de vraag naar het waarom kun je niet beantwoorden zonder de bijzondere plaats van het Joodse volk in aanmerking te nemen. Het herstel van Israël is niet één grote samenloop van toevalligheden. Het is een wonder.”
Wat betekenen ontwikkelingen als de opkomst van Islamitische Staat voor Israël?
„Je hebt de neiging je zorgen te maken. Maar dat geldt net zo goed voor Europa.” Van Oordt tekent en tikt een tijdje op tafel. „Tegelijkertijd staat Israël er beter voor dan honderd jaar geleden. God bemoeit Zich overduidelijk met het Joodse volk. Als christen moeten we het ook maar overlaten aan de Heere God.”
Christenen voor Israël krijgt juist nogal eens het verwijt dat het Gods beloften een handje wil helpen.
„God kan het ook wel zonder ons af. Maar ik voel me toch bevoorrecht dat wij op deze manier onderdeel van Zijn plan mogen zijn. Helpen bij de terugkeer van Joden vind ik een van de mooiste dingen die ik in mijn werk kan doen.”
De Holocaust ligt daar als een enorme schaduw overheen. U was in Auschwitz om een documentaire te maken. Hoe voelde dat?
„Heel dubbel. Ik kon een overlevende en zijn familie dienen door hun verhaal te vertellen. Je bent weliswaar buitenstaander, maar het geeft wel een goed gevoel. Tegelijkertijd was het afschuwelijk. Alles ademde walging. Wat daar is gebeurd, is zo erg dat je het niet kunt bevatten. En het bizarre is het besef dat je er zelf toe in staat zou zijn.”
Zelf?
„Het is gemakkelijk om de nazi’s voor monsters uit te maken. Ieder mens kon daar hebben gestaan en de verkeerde keuze hebben gemaakt. Het is genade als je de goede keuze mag maken. Ik hoop van harte het goede te doen. Maar je kunt nooit zeggen: Dat zou ik niet doen. Zo goed zijn wij als mensen niet. Je realiseert je: dit is niet zomaar iets dat zeventig jaar geleden is gebeurd – dus ophouden met zeuren. Laten we daarom vooral van de geschiedenis leren en dat aan de volgende generatie doorgeven.”
Gehuild?
„Ik heb niet gehuild, maar was vanbinnen kapot. Dit was te erg om te huilen.”
Levensloop Sara van Oordt-Jonckheere
Sara van Oordt-Jonckheere werd op 25 augustus 1981 geboren in het Belgische Asse uit een Zwitserse moeder en een Belgisch-Nederlandse vader. Ze groeide op in een christelijk gezin dat kerkte in een katholiek-apostolische gemeente. Haar vader overleed toen Sara nog tiener was.
Van Oordt volgde een opleiding maatschappelijk werk in Brussel, liep stage in Voorburg en studeerde pedagogiek aan de Universiteit Utrecht.
Sara is gehuwd met Roger van Oordt, zoon van de huidige directeur van stichting Christenen voor Israël (CvI), en woont in Amersfoort.
Van Oordt werkt als hoofd communicatie voor CvI.