Nederlands speelgoed voor Iraakse kinderen
Het is voor jongelui van de protestantse gemeente in Ankawa de gewoonste zaak van de wereld: hulpgoederen uitdelen aan vluchtelingen. „We helpen onze medemens. Dat is wel het minste wat we kunnen doen.”
De protestantse gemeente is er al ruim een jaar druk mee: hulp verlenen aan vluchtelingen. Sinds juli 2014, toen de stroom vluchtelingen uit Mosul en omgeving op gang kwam, staat een belangrijk deel van het gemeenteleven in het teken van de vluchtelingen. De eerste maanden bood de kerk uit Ankawa, een voorstad van de Iraakse miljoenstad Erbil, zelfs tientallen vluchtelingen daadwerkelijk onderdak. In de crèche, kantoorruimten en de catechisatiezalen, overal verbleven ze.
De kerk is er inmiddels in geslaagd om de ontheemde vluchtelingen elders in Ankawa onder te brengen. Alleen op donderdagmiddag is het nog dringen in het gebouw. Dan komen honderden geregistreerde vluchtelingen langs om een voedselcoupon op te halen. Met de coupon kunnen ze in twee lokale supermarkten voor 25 dollar boodschappen doen. Wat er met de coupon wordt gekocht, is aan de vluchtelingen. Alles is toegestaan, behalve sigaretten en alcohol.
Vrachtwagens
Behalve met de verstrekking van coupons is de gemeente de afgelopen maanden druk geweest met de distributie van hulpgoederen uit Nederland. In veel Nederlandse kerken is de afgelopen winter kleding, speelgoed en voedsel ingezameld. De actie werd financieel ondersteund door het deputaatschap Bijzondere Noden van de Gereformeerde Gemeenten (zie kader ”Steunen van lokale kerken belangrijk”). De goederen zijn per vrachtwagen vervoerd naar Irak. De protestantse gemeente in Ankawa tekende voor de verspreiding van een deel van de in totaal vijftien trailers.
De laatste vrachtwagen was afkomstig uit de regio Nunspeet. De kerk heeft een grote kelderruimte gehuurd om de hulpgoederen op te slaan. Op het trottoir voor de ingang van de opslagruimte ligt een stapel lege verhuizendozen met daarop onmiskenbaar Nederlandse namen: Van Reenen, Kattenberg en Formido.
In een hoek van de kelder staan enkele tientallen dozen met winterkleding te wachten op het najaar. „Die worden voorlopig niet uitgedeeld”, legt een van de vrijwilligers uit. „Het is in Irak in de zomer ruim 40 graden.”
Speelgoed
Eerder in de week heeft een groep vrouwen uit de kerk geschenktasjes samengesteld. Ieder tasje bevat speelgoed uit Nederland: knuffels, legpuzzels, kleurboeken, autootjes en veel meer.
Het speelgoed is bestemd voor vluchtelingenkinderen en wordt uitgedeeld door jongelui van de gemeente. De tieners hebben er zichtbaar zin in. Waarom ze hiervoor hun vrije tijd geven? „We helpen vluchtelingen. Dat is wel het minste wat we kunnen doen.”
De levenslustige jongelui worden in het gareel gehouden door Wyam. De vriendelijke Iraakse vrouw is namens de protestantse gemeente in Ankawa verantwoordelijk voor de distributie van hulpgoederen. Ze beschouwt het als haar roeping. „God heeft me genezen van chronische rugpijn. Ik heb Hem daarom beloofd om mijn tijd en energie in Zijn dienst te besteden.”
Voordat de jongelui op pad gaan, wordt er in een zaal van de kerk gebeden. Wyam: „We bidden voor de vluchtelingen, vragen of God ons de juiste woorden wil geven als we in gesprek raken en vragen om bescherming.”
Herenschoenen
Met een vrachtwagentje van de kerk worden de geschenktasjes naar de uitdeelplek gebracht. Deze week zijn kinderen in Erbil de gelukkige. In het centrum van de Iraakse miljoenenstad, op een steenworp afstand van de historische citadel, verblijven zo’n 320 vluchtelinggezinnen in een leegstaand appartementencomplex. De ruimte is beschikbaar gesteld door een christelijke makelaar.
Op het eerste gezicht lijkt het onwaarschijnlijk dat er in het gebouw zo’n 1200 vluchtelingen wonen. Aan de achterzijde van het gebouw bevindt zich een grote begraafplaats. De onderste twee verdiepingen vormen een winkelcentrum, mét roltrap. Hippe herenschoenen en modieuze blouses, het is er allemaal te koop.
Een groezelig trappenhuis leidt naar de bovenste verdiepingen. Op de vierde etage krioelt het van de kinderen. Gretig kijken ze naar de plastic zakjes met speelgoed die door de kerkjeugd naar boven worden gebracht. De kinderen krijgen opdracht zich in een lange rij op te stellen.
Vooraf zijn de identiteitsbewijzen van de kinderen verzameld. Als een kind zijn of haar naam hoort, mag het naar voren komen. Glunderend nemen ze de cadeautjes uit Nederland in ontvangst. Al snel spelen overal in het complex kinderen met hun nieuwe speelgoed. Een klein kereltje stapt parmantig rond. Trots kijkt hij naar het houten hondje op wielen dat achter hem aan ratelt. Zijn ouders kijken glimlachend toe.
„Kinderen blij maken, dat is een van de mooiste dingen om te doen”, verzucht Wyam. „We zijn ontzettend blij dat we ook veel speelgoed uit Nederland hebben gekregen. Het uitdelen van speelgoed heeft een positieve uitwerking op de gezinnen. Kinderen blij, moeders blij, vaders blij.”
Valpartij
Terwijl de jongelui van de gemeente in het centrum van de stad een hapje gaan eten, legt Wyam nog een paar bezoekjes af. „Dit gezin is erg verdrietig”, vertelt ze voordat ze aanklopt bij een van de appartementen. Een van de gezinsleden, een jongetje van 2,5 jaar, is enkele dagen geleden overleden. Bij het spelen in het trappenhuis is hij onder de leuning door geleden.
De deur gaat open. In de kamer zit een vrouw op de rand van een bed. Het blijkt de moeder te zijn van het overleden jongetje. Ze kijkt dof uit haar ogen. Wyam gaat naast haar zitten en slaat een arm om de vrouw heen. De moeder kan het verlies van haar zoontje moeilijk een plek geven. Ze zit vol vragen. Er wordt rustig naar de vrouw geluisterd. Voor vertrek wordt er gebeden.
Onderweg naar een volgend adres maken we gebruik van het trappenhuis waar het jongetje om het leven kwam. Op de plek waar hij viel, is een monument opgericht. Om valpartijen in de toekomst te voorkomen, zijn de trapleuningen voorzien van een extra stang aan de onderzijde.
Verband
De volgende personen aan wie bezoekje wordt gebracht zijn al op leeftijd. Het is een ouder echtpaar uit Bartella, een christelijk stadje in de buurt van Mosul. In tegenstelling tot de meeste andere christenen besloten zij niet te vluchten toen IS hun woonplaats veroverde. Ze hielden het ongeveer een maand vol. „Omdat ze van IS hun huis niet mochten verlaten, konden ze geen kant op.” Uiteindelijk vluchtte het echtpaar ook.
De vlucht was een traumatische ervaring. Ze moesten alles achterlaten. Te voet vertrokken de zeventigers naar de Iraakse regio Koerdistan. De reis naar veilig gebied, ongeveer 30 kilometer, vond deels in het donker plaats. Op een gegeven moment bezweek de man van vermoeidheid. Zijn vrouw sleepte hem het laatste stuk mee. Bij aankomst bij de frontlinie werden ze opgevangen door Koerdische strijders.
De man tilt voorzichtig zijn been op. Zijn voet zit in het verband. De schaafwond die hij opliep toen zijn vrouw hem tijdens de vlucht voortsleepte, geneest maar langzaam.
Negatief
Buiten wordt het donker. Van het einde van de etage klinkt gezang. „Rooms-katholieke christenen houden een kerkdienst”, verklaart Wyam. Rooms-katholiek, orthodox, protestant en een enkele moslim; in het vluchtelingencomplex wonen ze allemaal door elkaar. Bij het uitdelen van de hulpgoederen maakt de kerkelijke achtergrond van vluchtelingen niet uit. „Het zijn allemaal mensen die hulp nodig hebben.”
De inzet van de kleine protestantse gemeente in Ankawa voor vluchtelingen valt op. „In onze kerk werd altijd negatief over protestanten gesproken”, vertelt een man ongevraagd. „Het beeld dat ik nu van hen heb is heel anders. Kleding, speelgoed en aandacht; het is bijzonder wat ze allemaal voor ons doen.”
„Steunen van lokale kerken belangrijk”
Hulporganisaties zetten alle zeilen bij om de vele duizenden ontheemden in Irak te helpen. Ook vanuit Nederland wordt er een helpende hand geboden. Dat gebeurt onder meer door het deputaatschap Bijzondere Noden van de Gereformeerde Gemeenten. Jan Drost, algemeen secretaris van de diaconale organisatie, bezocht onlangs de regio.
Bijzondere Noden is sinds najaar 2014 actief in Irak, vertelt Drost. Het deputaatschap richtte zich eerst vooral op de zogenaamde ”winterisation”: het verspreiden van dekens, kachels en brandstof onder de vluchtelingen. Dat gebeurde in nauwe samenwerking met het christelijke noodhulpcluster. In het cluster participeren de Nederlandse hulporganisaties Woord en Daad, Dorcas, ZOA, Red een Kind en Tear. Bijzondere Noden financierde verder ook projecten die zich richten op het welzijn van de vluchtelingen. Drost: „Kinderen en vrouwen vormen een uiterst kwetsbare groep en moeten veel traumatische gebeurtenissen verwerken.”
Inmiddels heeft Bijzondere Noden zelf ook goede lokale contacten in Irak. Het creëren van een eigen netwerk vindt Drost belangrijk. „Als het even kan, werken wij graag samen met lokale partijen, bij voorkeur kerken. Dat is een bewuste keuze die om meerdere redenen vaak positief uitpakt. Onze betrokkenheid is allereerst bemoedigend voor de lokale christenen. Het geeft de lokale kerken bovendien de mogelijkheid om diaconaal actief te zijn. Omdat zij de taal en cultuur van de vluchtelingen kennen, zijn zij verder bij uitstek in staat om naast noodhulp ook Gods Woord te brengen. Ten slotte verbetert door de diaconale hulp het beeld dat vluchtelingen hebben van christenen, dat is in het Midden-Oosten niet onbelangrijk.”
Tijdens zijn verblijf deze zomer in Irak sprak Drost in de provincie Koerdistan met vluchtelingen, hulpverleners en predikanten. Het was indrukwekkende reis vol tegenstelling, aldus de algemeen secretaris. „Enerzijds is de situatie weinig hoopgevend en soms zelfs uitzichtloos, vooral voor de vele vluchtelingen. Anderzijds zijn er ook hoopvolle ontwikkelingen. Ik sprak bijvoorbeeld met een christelijke arts die tot voor kort leefde voor geld en status. Hij heeft zijn veelbelovende carrière opgegeven en werkt nu onder vluchtelingen. Hij beschouwde de oorlog in Irak als een terechtwijzing voor zichzelf.”
De nood in Irak is onverminderd groot, signaleerde Drost. Wel liggen de prioriteiten op een ander terrein. „Over het algemeen is er nu genoeg eten. Er is daarentegen veel behoefte aan producten zoals zeep, tandpasta, aspirines en dergelijke. Dat geldt ook voor kleding, zowel bovenkleding als ondergoed. Nu in de zomer is er verder grote vraag naar koelers. De temperatuur in tenten en noodwoningen, waarin hele gezinnen vaak op slechts een paar vierkante meter wonen, loopt nogal eens op tot ver boven de 40 graden. Dat is moeilijk uit te houden, zeker voor zwakken en zieken.”
Drost heeft de indruk dat de vluchtelingenproblematiek nog steeds leeft in de gereformeerde gezindte. Hij is daar blij om. „We willen als Bijzondere Noden meer doen dan alleen onze hand ophouden bij de achterban. We zien graag dat er bij de mensen ook een stuk bewustwording ontstaat. In het afgelopen najaar is er in veel gereformeerde gemeenten en aanverwante kerken met enthousiasme een inzamelactie gehouden voor christenen in Irak. Hoewel we als deputaatschap voorzichtig zijn met het steunen van particuliere en lokale initiatieven in Nederland, hebben we deze transporten gelukkig wel gefaciliteerd. De betrokkenheid uit Nederland heeft grote indruk gemaakt op de Iraakse vluchtelingen die deze hulpgoederen kregen.”