Muziek

Stadskasteel vol orgels

Het Nationaal Orgelmuseum in Elburg mag geen klein museum meer heten. Wat begon als privéverzameling van Maarten Seijbel, blijkt op z’n nieuwe plek een volwaardig museum. Met als „spectaculaire” trekker de Boonzaal met het bijzondere Leeflangorgel.

Jaco van der Knijff

11 August 2015 10:37Gewijzigd op 15 November 2020 20:59
Maarten Seijbel (l.) en Eelco Elzenga, met op de achtergrond het Leeflangorgel in de Boonzaal. Beeld RD, Anton Dommerholt
Maarten Seijbel (l.) en Eelco Elzenga, met op de achtergrond het Leeflangorgel in de Boonzaal. Beeld RD, Anton Dommerholt

„Dit had ik niet durven hopen”, zegt Maarten Seijbel als hij voorgaat door het Arent thoe Boecophuis aan de Van Kinsbergenstraat. Het voormalige stadskasteel, dat meer dan 500 jaar dienstdeed als stadhuis van Elburg, is vijftien keer groter dan de vorige locatie van het orgelmuseum, aan de Roze­marijnsteeg. „Een mooier pand voor ons museum kan ik me niet voorstellen.”

In november vorig jaar werd het nieuwe museum geopend. Begin juni volgde de ingebruik­neming van het Leeflangorgel in de Boonzaal. Er staat nog één fase op stapel, vertelt bestuurslid Eelco Elzenga. „We willen een deel van de binnenplaats overkappen, zodat we de entree aan de kant van de Hondegatsteeg kunnen maken. Als er nu een groep van dertig man binnenstapt, is de ontvangsthal direct vol.”

Op de binnenplaats valt direct de verbouwde kapel op. Eeuwenoude en moderne architectuur lopen naadloos in elkaar over. Door de glazen uitbouw is er plaats gekomen voor het drie­klaviers Leeflang­orgel dat architect Gert Boon in zijn woonboerderij in Hoog-Buurloo had staan. De bijzondere architectuur van het orgel met z’n felle gele en oranjerode kleuren, springt direct in het hoog. „Specta­culair”, zegt Elzenga. „Een orgel van nationale betekenis.”

Het instrument uit de eerste fase van de neobarok klinkt bijzonder goed in de kapel, waar zo’n zeventig mensen kunnen zitten. Het is de bedoeling dat er vanaf september iedere zaterdag­middag bespelingen worden gegeven, vertelt Elzenga.

Speelkamer

Eigenlijk moet een rondleiding door het museum beginnen in de kelder. Daar is te zien hoe een orgel werkt: door opengewerkte instrumenten, windlades met pijpen erop, blaasbalgen en een complete orgelwerkplaats.

Drie reusachtige beschilderde pijpen met gezichtje moeten in de toekomst helpen het orgel dicht bij kinderen te brengen, legt Wilma Seijbel, dochter van, uit. Zij is als enige op freelancebasis betaald werkzaam voor het museum. Veel wordt door vrijwilligers gedaan. Meest oudere mannen. „Er zouden wel wat vrouwen bij mogen”, zegt ze.

Aan de inrichting van het voormalige stadskasteel is duidelijk te zien dat hier professionele handen bezig zijn geweest. Een grote rol speelde Elzenga, die jarenlang hoofdconservator van Paleis Het Loo in Apeldoorn was. Instructief is bijvoorbeeld de Sweelinck­kamer op de eerste verdieping. Een prachtige Hel­mantel met Nederlands beroemdste componist aan de wand. Een onlangs op de kop getikte klavecimbel in het midden. In een nis is een uitzicht op de Mariakapel van de Oude Kerk in Amsterdam aangebracht. De geluidswand biedt mogelijk­heden om Sweelinck écht te horen, vertolkt door Bernard Winsemius. „Dit is de speel­kamer”, zegt Elzenga. „Soms zitten mensen hier ook te mediteren.”

Seijbel wijst in een vitrine op een koraalboek van Hurlebusch uit 1746. „Dat boek was vijftig jaar geleden het begin van mijn verzameling.”

Plaatje

Het gaat van de burgemeesters­kamer (waar de 15e en de 16e eeuw zijn ondergebracht) naar de balkonzaal (17e en 18e eeuw), waar een bijzonder kabinetorgel van Hess van rond 1775 staat, afkomstig uit het Zeeuwse Gapinge. „Helemaal gerestaureerd”, zegt Seijbel. Voor een kabinetorgel uit 1780 is dat nog toekomstmuziek. „Maar het meubel zelf is al een plaatje.”

In de voormalige raadzaal staan de klavieren van het orgel van de Amsterdamse Oude Kerk opgesteld. „Hier hebben Feike Asma en Piet van Egmond op gespeeld”, weet Seijbel. Aan de overkant prijkt een harmonium. „We zijn geen harmoniummuseum. Maar dit instrument is curieus, omdat het van Cor Kee is geweest.”

De 20e eeuw is in een klein kamertje ondergebracht. Straat­orgeltjes staan er, die voor evangelisatiedoeleinden werden gebruikt. Én, zowaar, een klein elektronisch instrument.

Perenhout

Overal hangen maquettes van bekende orgels, in vitrines liggen postzegels, partituren en attri­buten. In het trappenhuis zijn foto’s van niet meer bestaande Nederlandse orgels aangebracht.

Voor Seijbel is het instrument dat beneden in de ontvangsthal staat bijzonder. Het orgel lag meer dan dertig jaar bij orgelbouwer Reil opgeslagen. Een deel van het pijpwerk bleek van Pieter Backer, die het orgel in Medemblik bouwde. De kas is onlangs in de oorspronkelijke kleuren geschilderd.

Bijzonder is de Regaal 8’, hele­maal uit perenhout gemaakt. „Luister maar eens hoe dat klinkt”, zegt Seijbel. Het instrument is vorig jaar gedoopt tot Maarten Seijbelorgel. Met een glimlach: „Dat heb ik natuurlijk niet zelf bedacht.”

Het Nationaal Orgelmuseum is van dinsdag tot en met zaterdag geopend van 11.00 tot 17.00 uur. De toegang bedraagt 5 euro (kinderen tot 12 jaar gratis). 



www.nationaalorgelmuseum.nl


zomerserie
Muziekmusea

Dit is het derde deel in een serie over kleine musea die gewijd zijn aan muziek(instrumenten). Over twee weken deel 4.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer