Bengalese regering lijkt machteloos tegenover moorden op webloggers
Het gematigd islamitische Bangladesh kent zijn eigen ‘Charlie Hebdo’s’, waar moslimradicalen op hun manier mee afrekenen. Zaterdag werd voor de vierde keer dit jaar een weblogger vermoord.
Het was zaterdag maar een klein bericht, zoals het iedere keer slechts berichtjes waren: ”Opnieuw blogger vermoord door moslimextremisten in Bangladesh”.
Met enige regelmaat verschijnen ze in de krant: ”Blogger in Bangladesh vermoord”. De gruwelijke manier waarop die moorden plaatsvinden, is ook steeds dezelfde: met een hakbijl de schedel ingeslagen en toegetakeld, of met machetes op straat (of thuis) bewerkt.
Vorige week was het blogger Niloy Chatterjee die op deze manier aan zijn einde kwam. Hij was bekend om zijn seculiere denkbeelden, en ook dát gold van de meeste slachtoffers die eerder vielen. Zo stond Avijit Roy, de Bengalees-Amerikaanse blogger bekend als een fervent vrijdenker, die op zijn website Mukto-Mona vooral de vrijheid van meningsuiting wilde vieren met gelijkgestemden. Als een beest werd hij op 26 februari op straat afgemaakt met hakmessen.
In 2013 was het Ahmed Rajib Haider, ook een „atheïstische blogger”, en in 2004 Humayun Azad. En wie kent Taslima Nasrin nog? De Bengalese dichter en schrijfster die als een Bengaalse Salman Rushdie in 1994 haar land ontvluchtte omdat er een doodvonnis tegen haar was uitgesproken?
Hoofd voor hoofd waren en zijn ze gekant tegen religie in het algemeen, en in het bijzonder tegen religieus moslimfanatisme omdat dit de vestiging van een sharia-staat in Bangladesh beoogt.
”Save Bangladesh’s bloggers” (Red de bloggers van Bangladesh), kopte schrijfster en antropologe Tahmima Anam in een opinieartikel dat ze schreef direct nadat Avijit Roy was vermoord. Ze suggereert dat internet door de moordenaars van de bloggers wordt gebruikt als een zoekmachine om potentiële slachtoffers op het spoor te komen. Met een paar zoektermen heb je immers zo een lijstje vrijdenkers opgesteld, dat je vervolgens met behulp van huurmoordenaars kunt afwerken.
Onderzoeker Iftekharul Bashar wees vorige week in een bijdrage voor het East Asia Forum op een ander aspect. Er is volgens hem duidelijk sprake van een opleving van de militante islam in Bangladesh, en die wordt aangedreven door twee organisaties: Jama’atul Mujahideen Bangladesh (JMB) en Ansarullah Bangla Team (ABT). Beide zijn erop uit om doelgericht moorden te plegen op iedereen die in de weg staat bij het stichten van een islamitische staat in Bangladesh.
De opleving houdt volgens Bashar verband met de opkomst van Islamitische Staat (IS) in Syrië en Irak, maar ook met de komst van al-Qaida in India (bekend als AQIS: al-Qaida op het Indiase Subcontinent).
Sinds IS in 2014 zijn „kalifaat” proclameerde, zijn in Bangladesh de pro-IS-uitingen –met name via de beruchte zwarte vlag– niet van de lucht en worden potentiële strijders gerekruteerd voor de oorlog in Syrië en Irak, zowel
via internet als lijfelijk in de straten en stegen van steden en dorpen.
Er is zelfs een nieuwe groepering opgericht die tot doel heeft om in Bangladesh een eigen IS-kalifaat –in Zuid-Azië steevast aangeduid met ”Hind”– te stichten: de Jund al-Tawheed wal Khilafah (JTK). De groep zegt zich klaar te maken voor de „laatste slag om Hind te vestigen op het Indiase subcontinent, dat zou moeten bestaan uit Pakistan, India, Bangladesh en Birma (Myanmar).
De rol van al-Qaida in Zuid-Azië (AQIS) moet ook niet worden onderschat. Sowieso heeft al-Qaida een langer verleden in Zuid-Azië dan IS: al in de jaren 80 van de vorige eeuw was de groep betrokken bij de oorlog in Afghanistan. Dat heeft nauwe banden met plaatselijke groeperingen opgeleverd, ook in Bangladesh. En terwijl IS vooral strijders naar Syrië en Irak haalt, roert al-Qaida graag in plaatselijke Zuid-Aziatische onrust en onvrede, om daar ter plekke profijt uit te halen. Sinds vorig jaar heeft dat geleid tot een golf van arrestaties door de Bengalese autoriteiten van lieden die met al-Qaida verbonden waren via hun eigen organisaties, waaronder JMB, ABT en HuJI-B.
In mei werd die letterbrij aan afkortingen aangevuld met nóg een organisatie: Ansar al Islam Bangladesh, en deze groep wordt nu gezien als hét filiaal vam al-Qaida in Bangladesh. De beweging publiceerde een lijst van personen –verdeeld in zeven beroepsgroepen– die hun leven niet meer zeker waren „als ze de profeet zouden beledigen”: academici, acteurs, bloggers, medici, ingenieurs, rechters, politici en schrijvers.
Voor de regering van Bangladesh lijkt het onbegonnen werk om paal en perk aan te stellen aan zo veel overmacht aan boosaardige krachten. Onderzoeker Iftekharul Bashar hamert vooral op meer recherchewerk op internet omdat er langs dat kanaal veel duistere praktijken plaatshebben.
Eerdergenoemde Tahmima Anam wijst in haar opinieartikel op een andere zwakte aan de politiek-bestuurlijke kant. Ze hekelt de verdeeldheid van Bengalese politici, waardoor die niet in staat zijn een gezamenlijke vuist te maken. Ze noemt bloggers daarom „ook slachtoffer van een verziekt politiek klimaat.”