Buitenland

„Israël ontbeert leiders met toekomstvisie”

Vier jaar geleden stond hij aan het roer van de Israëlische binnenlandse veiligheidsdienst Shin Beth. Na zijn pensionering wierp Ami Ayalon zich op als pleitbezorger voor een vergelijk tussen Israël en de Palestijnen. Samen met de Palestijnse dr. Sara Nusseibeh schreef hij een principeverklaring om tot vrede te komen. Zo’n 300.000 Israëli’s en Palestijnen zetten er hun handtekening onder. Dinsdag lichtte Ayalon ’zijn’ plan toe in een bijeenkomst van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) in Den Haag.

3 March 2004 10:38Gewijzigd op 14 November 2020 01:00
AMI AYALON
AMI AYALON

Een uitspraak van de filosoof Edmund Burke zette Ami Ayalon aan het denken. Tijdens een bezoek aan de holocaustexpositie het Londense Imperial War Museum viel zijn oog op een bord met de tekst „All that is necessary for the triumph of evil is that good men do nothing.” (Alles wat nodig is voor de overwinning op het kwaad, is dat goede mensen niets doen.)

Ayalon stond van 1996 tot 2000 aan het roer van de Shin Beth. Hij trad aan kort na de moord op premier Yitzak Rabin. Een jaar eerder was hij al door Rabin gevraagd de Shin Beth te gaan aansturen. Hij was op dat moment officier bij de Israëlische marine. „Ik zei toen nee. Sinds de moord op Rabin vraag ik me echter voortdurend af wat er anders was gegaan als ik ja had gezegd.”

In 2002 was hij in Londen. Hij bezocht het Imperial War Museum na afloop van een ontmoeting tussen Israëli’s en Palestijnen die onder de naam ”The People’s Voice” onderlinge geschillen bespraken. In de korte tijd die hem nog restte voor de terugvlucht naar Israël, bezocht Ayalon het Imperial War Museum. Daar viel zijn oog op de spreuk van Burke. „Ik zei tegen mezelf: We moeten niet opgeven. We moeten begrijpen wat er is gebeurd met de Israëli’s en Palestijnen.”

De actie die Ayalon samen met de Palestijnse dr. Nusseibeh ontketende, resulteerde uiteindelijk in de principeverklaring. Die gaat uit van een Palestijnse en een Israëlische staat. Basis moet de grens van 1967 vormen. Jeruzalem wordt de hoofdstad van beide staten. Joden keren terug naar Israëlisch grondgebied, Palestijnen naar Palestijns grondgebied. Daarmee komt er een einde aan de nederzettingenpolitiek. Daarentegen wordt het Palestijnse gebied gedemilitariseerd.

In Israël werd het plan met gemengde gevoelens ontvangen. In het buitenland daarentegen was er meer begrip. Ayalon: „Begrijpelijk, want in het verleden wilden veel Israëli’s in het geheel niet praten met de Palestijnen. De meesten waren tevreden met de verdiensten van 1967. Ook ik. Ik zag de kolonisten als pioniers. Voor mij was het helder dat we zo veel mogelijk nederzettingen moesten oprichten. Dat gold voor mijn hele familie. Mijn ouders verplaatsten na de verovering van de Golanhoogvlakte hun kibboets zo ver mogelijk oostwaarts. We leefden zo dicht bij de demarcatielijn dat we ons regelmatig moesten verbergen voor schietende Syriërs.”

De ouders van Ayalon kwamen in de jaren ’30 naar Israël. Ze stichtten een kibboets aan het Meer van Galilea. „Mijn vader -hij is 86- woont er nog steeds. Vanuit zijn huis kijkt hij via het meer uit op de Hermon.” Zijn vader, zegt Ayalon, is een immigrant van de pioniersfase. „Als ik hem vraag hoe het met hem is, betrekt hij die vraag niet alleen op zijn persoon, maar op de hele situatie in Israël. Hij kan dat niet scheiden. Dat is kenmerkend.”

Zelf draagt hij ook de kenmerken van een tijdperk. „Mijn generatie heeft altijd het in 1967 veroverde land gezien als behorend bij Israël.” De eerste intifada, die begon in 1987, deed wat dat betreft aan Israëlische zijde veel dromen uiteenspatten. Ayalon: „We waren ons veilige gevoel kwijt. Van binnenuit werden we aangevallen. Niet door legers, maar door Palestijnse burgers. Onze militairen in tanks wisten niet hoe ze daarop moesten reageren.”

Pas bij het begin van de eerste intifada ging bij sommige Israëli’s een lampje branden, stelt Ayalon. „Ze zagen dat er iets fout zat in de manier waarop Israël omging met de Palestijnen. De eerste intifada en de daaropvolgende tweede toonden voor beide zijden aan dat we onze dromen niet konden realiseren. Het liet de Israëli’s zien dat een Joodse staat die het hele gebied tussen de Jordaan en de kust bestrijkt, onhaalbaar is. Er moest onderhandeld worden met de Palestijnen. Omgekeerd gold voor hen hetzelfde. Alleen waren de uitgangsposities verschillend: De Palestijnen wilden een eigen staat; de Israëli’s veiligheid.”

Volgens Ayalon stonden de onderhandelingen die aan het Oslo-akkoord voorafgingen echter bol van onbegrip. „De opinie van de Israëli’s was: Wij geven alles weg aan de Palestijnen en krijgen er niks voor terug. De Palestijnen dachten echter hetzelfde voor wat hun aandeel betreft.” Sinds het uitbreken van de tweede intifada in 2000 denken beide partijen volgens Ayalon dat alleen vechten hun dichter bij een oplossing brengt. In Israël is de politieke situatie daar ook op ingericht. „Ons volk heeft oorlogshelden gekozen als leiders. We hebben hen nodig na iedere terreuractie. Maar onze leiders hebben niet de kracht om ons naar de toekomst te leiden.”

Ayalon staat echter een verandering van de politieke cultuur voor in zijn land. Israël, zo meent hij, heeft leiders nodig die pijnlijke stappen durven nemen. Het intrekken van de nederzettingenpolitiek noemt hij daarvan een voorbeeld. Zelf heeft hij echter geen plannen om in de politiek te gaan. „Onze beweging wil zich niet koppelen aan een politieke partij. Dan zal het plan mislukken. We hopen dat de overheid zelf verandert. Of het er ooit van komt? Ik krijg soms hoopvolle signalen. Ik ben ondermeer benaderd door leden van de Knesset. Maar ik kan niet in de toekomst kijken.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer