Iedere dag ontvangt Lesbos tien van deze boten
Het Griekse vakantie-eiland Lesbos wordt overspoeld door vluchtelingen, meest uit Syrië. Zoals Mohamed (20) en Dulah (19), die deze week met hun piepjonge dochtertjes voet aan wal zetten.
Op volle zee, tussen Turkije en Griekenland, turen de vluchtelingen gespannen naar het strand. Worden ze opgepakt en gevangengenomen? Of zijn ze in veiligheid? Als de boot bijna het strand raakt, juichen alle passagiers. Een zwemvest vliegt vrolijk door de lucht. Armen gaan enthousiast omhoog. Het overwinningsteken wordt veelvuldig gemaakt.
Moeder Dulah steekt opgelucht baby Hannah, drie maanden oud, hoog in de lucht. Vader Mohamed springt als eerste uit de rubberboot en tilt zijn eenjarige dochter Nazle op het Griekse strand. Een jongeman kust verheugd de Koran, die hij veilig had opgeborgen onder zijn kleding. Anderen bellen familieleden dat ze in veiligheid zijn. Een oude Syriër wordt uit de boot getild en kust diep dankbaar de eerste –onbekende– persoon die hij aantreft op het strand.
Krijsend kind
Daluh geeft haar baby bij aankomst de borst. Het meisje heeft ook een schone luier nodig, maar die ontbreekt. Het kind zet het op een krijsen. Ook zus Nazle is doodmoe, na een lange nacht reizen en wachten. „In Izmir (Turkije, HS) sliepen we wekenlang op straat”, legt hun vader Mohamed uit. „We hadden geen geld meer en dus ook geen onderdak.” Mohamed pakt Nazle bij de hand en Daluh draagt Hannah naar de bushalte in het dorp, 4 kilometer lopen.
„Ze vertelden ons net dat we ons moeten melden in een vluchtelingenkamp, 70 kilometer zuidwaarts. Als we ons daar laten registreren, krijgen we toestemming om naar Athene te reizen, met de boot. Ik hoop dat er zo een bus komt om ons daarheen te brengen, maar dat is niet zeker.”
Mohamed en Daluh zijn al sinds twee maanden onderweg. „We woonden in Afrin, bij Aleppo. We vertrokken toen onze jongste vier weken oud was. Onze ouders vluchtten al eerder uit Syrië, en ook de rest van de familie woont al in Athene. Als het meezit, zien we hen zeer binnenkort weer”, lacht Mohamed opgetogen, terwijl hij zijn natte schoenen even te drogen zet.
Vermist
Gemiddeld komen er volgens cijfers van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR dagelijks duizend vluchtelingen aan op de verschillende Griekse eilanden. Zestig procent van hen is afkomstig uit Syrië, de overigen komen uit Afghanistan, Irak, Eritrea en Somalië.
De overtocht van Turkije naar Griekenland is relatief kort, maar niet zonder gevaar. Begin deze maand kapseisde een boot tussen de Griekse eilanden Agathonisi en Farmakonisi. Negentien mensen konden worden gered door de Turkse en de Griekse kustwacht, vijf lichaam werden geborgen en zestien mensen zijn vermist.
De grote toestroom van vluchtelingen stelt de bevolking van de Griekse eilanden voor grote problemen. De infrastructuur is niet berekend op duizenden extra bewoners, en hulpdiensten zijn niet ingesteld op de grote humanitaire nood. Die constatering doet niets af aan de inzet van de plaatselijke autoriteiten en veel lokale vrijwilligers, die vandaag zelfs het vluchtelingenkamp Kara Tepe met bezemen keren.
Lopen
„Het afgelopen halfjaar kwamen alleen op Lesbos al 68.000 vluchtelingen aan”, zegt een douanemedewerker. „Zinkende rubberboten en boten met kapotte motoren worden door de douane zo snel mogelijk naar de haven van Molivos gesleept. Opvarenden worden direct geregistreerd, naar bussen gedirigeerd en vervoerd naar het vluchtelingenkamp Kara Tepe, om overlast voor de bevolking en toeristen te voorkomen.” Vluchtelingen die worden opgepikt door de douane hebben dus eigenlijk geluk en hoeven niet te lopen.
Vluchtelingen die op eigen kracht het strand bereiken, moeten zelf zien hoe ze in vluchtelingenkamp Kara Tepe terechtkomen, 70 kilometer verderop, hoewel er ook steeds vaker bussen kunnen worden ingezet.
Na hun aankomst op het noordelijke strand van Lesbos lopen de vluchtelingen 4 kilometer over een bergweg naar een bushalte, waar vrijwilligers klaarstaan met een ontbijt uit de plaatselijke supermarkt, dat soms gratis wordt geleverd door de winkel en soms gesubsidieerd door toeristen of betrokkenen. Daarna volgt de reis naar het zuiden.
„Europa moet meer doen voor de vluchtelingen”, vindt de medewerker. „Het moet zich gaan bemoeien met de oorlog in Syrië, en partijen onder druk zetten om tot vrede te komen. Smokkelaars op die route draaien per dag een omzet van 1 miljoen euro. Mensensmokkel is een winstgevende business, er zit een enorme organisatie achter. In Turkije bestaan zelfs ‘scholen’ voor smokkelaars: daar leren mensen hoe ze op de meest lucratieve manier vluchtelingen kunnen smokkelen zonder door de politie te worden opgepakt. Op Lesbos komen per dag gemiddeld 500 vluchtelingen aan: meer dan 10 grote boten vol.”
Te gevaarlijk
Ondertussen heeft de 5-jarige Ali, het zoontje van Hassan, een ontbijtje gekregen van vrijwilligers. Ook de Nederlandse stichting Hulpactie bootvluchtelingen Malta zamelde voor dergelijke acties geld en goederen in. Bovendien voorziet René Berg, namens de stichting, vluchtelingen op Lesbos van tasjes met reisbenodigdheden, dekens, luiers en petjes.
Ali draagt nu zo’n petje, en is zo beschermd tegen de brandende zon. Dankbaar vertelt zijn vader Hassan over zijn reisplannen: „Ik wil, samen met ons zoontje Ali, doorreizen naar Nederland, waar mijn broer woont. De tocht door Europa is lang en kost veel energie en geld, en is te gevaarlijk voor onze jongste kinderen. Mijn vrouw is daarom achtergebleven in Turkije, in Izmir. Zij wacht tot wij onze bestemming bereiken. Ik verwacht dat het wel een jaar kan duren voordat we elkaar weerzien.”
Ondanks de moeiten en het gemis is Hassan er stellig van overtuigd dat zijn vlucht naar Europa de juiste keuze was: „We lieten alles achter in Aleppo, maar dat heb ik zeker over voor de toekomst van mijn kinderen.”