Gerlinda van den Berg: één hart, twee instrumenten
Ze is in reformatorische kring bekend als de helft van Duo Friends, dat geestelijk en populair-klassiek repertoire speelt. Maar Gerlinda van den Berg, panfluitist en pianist, bewandelt inmiddels ook andere muzikale wegen. „Ik heb uitdagingen nodig om mezelf te ontwikkelen.”
Ze woont net buiten Krimpen aan den IJssel, in een dijkwoning. Vanuit haar huis kan ze het water niet zien, maar tien stappen buiten en Gerlinda van den Berg (31) heeft een magnifiek uitzicht over de Hollandse IJssel. Binnen glimt een zwarte vleugel. Erbovenop staat haar nieuwste panfluit. Een metalen. Handgemaakt in Roemenië. „Toen ik hier kwam wonen, heb ik direct tegen de buren gezegd dat ik musicus ben en veel moet spelen. Gelukkig geeft het nooit problemen, als ik maar niet ’s avonds laat nog eens ga studeren.”
1. De tijd dat ik in Duo Friends speelde, had ik niet willen missen.
„Grappig dat de stelling in de verleden tijd staat. Corrie Wielink en ik spelen nog steeds samen, maar niet meer zo intensief. Het was een gouden tijd. We waren jong: 17, 18. En onbevangen. We kregen veel uitnodigingen: voor concerten, cd-opnames. We hadden de tijd mee, denk ik achteraf. Tegenwoordig moet je erg onderscheidend zijn om op te vallen. We namen alles aan: van een optreden in het bejaardenhuis tot een concertreis naar het buitenland. Dat heeft zo’n twaalf jaar geduurd. Toen werd het voor mij een sleur. Ik kon niet meer zo genieten van de concerten; zat zelf muzikaal op een dood spoor. Ik heb uitdagingen nodig om mezelf te ontwikkelen. Daarom heb ik gekozen voor minder concerten en ben ik ander, steviger repertoire gaan zoeken. Stukken waar ik langere tijd voor nodig heb om ze te kunnen spelen. Daar haal ik veel voldoening uit. Het gaat knagen bij mij als ik op de automatische piloot bezig ben. We hebben als duo een paar concerten dit jaar. Als we weer samenspelen, is de muzikale klik er direct. Door het duospel heb ik geleerd een mooie klank te maken en flexibel te zijn.”
2. De piano wint het bij mij van de panfluit.
„Ik vind de keuze heel lastig. Het zijn twee totaal verschillende instrumenten, maar ze hebben allebei mijn hart gestolen. Als ik piano studeer, heb ik een orkest onder handen. Op de panfluit ben ik afhankelijk van een begeleider. Ik weet hoe belangrijk het is om goed begeleid te worden. Als ik die rol heb, voel ik dat ik moet mee-ademen, sturen, maar ook ruimte geven aan de solist, zodat je elkaar verrijkt. Begeleiden is een vak apart. Het is wel lastig, twee instrumenten. Ik wil beide goed kunnen bespelen, maar moet m’n aandacht verdelen.”
3. Concerten geven ervaar ik als ontspanning.
„Het gaat nooit zonder spanning. Soms heb ik last van zenuwen. Dat hangt af van het programma, het publiek. Maar ook: Zit ik lekker in m’n vel? Hoe langer ik in het vak zit, hoe erger de zenuwen soms zijn, omdat ik de lat voor mezelf steeds hoger leg. Soms ervaar ik een soort spanning die ik nodig heb om goed te kunnen presteren. Het maakt daarbij niet uit of ik panfluit of piano speel. Maar ik doe het liever niet allebei op één concert.”
4. Ik zoek bewust naar nieuwe muzikanten om mee samen te werken.
„Ze komen op mijn weg. Ik ben als panfluitist bezig een cd te maken met organist Gerben Mourik. We kennen elkaar van het conservatorium in Tilburg en kwamen elkaar weer tegen als collega op het Driestar College. We zijn gaan samenspelen: repertoire uit de 20e en de 21e eeuw. Gerben is daar goed in en ik vind het leuk. Twee jaar geleden ben ik een duo begonnen met Lydia van Mourik: zij speelt fluit, ik piano. We willen groeien in klank en een eenheid worden. We kunnen urenlang brainstormen over concerten en zoeken naar mogelijkheden om onze ideeën te realiseren. Met Kerst afgelopen jaar hebben we een concert voor daklozen in Rotterdam gegeven. En we hebben meegewerkt aan een grachtenfestival in Enkhuizen. Verrijkende ervaringen. Met de sopraan Annemet Lems in Kampen volg ik masterclasses bij liedbegeleider Rudolf Jansen. Op dit moment doen we dat vooral voor onszelf. We sluiten concerten in de toekomst niet uit, maar zijn daar niet streberig in. Ik vind het prettig om langere tijd met iemand op te trekken of met een bepaald project bezig te zijn. Die werkwijze komt dicht bij m’n hart. Het bevalt me beter dan het hele land doorcrossen voor losse concerten.”
5. Een leven zonder muziek is een leven zonder kleur.
„Muziek is voor mij net zo belangrijk als eten en drinken. Maar ik vind stilte ook belangrijk. Die heb ik nodig om op te laden. Anders hoor ik bepaalde dingen niet meer. Dan zit ik op de automatische piloot te studeren. Stilte is voor mij: een boek lezen, een wandeling maken. Dan hoor ik ineens de klok tikken, de vogels fluiten. Dan ervaar ik kleuren ineens intensiever. Ook andere zaken geven kleur aan mijn leven: creatief bezig zijn, cultuur, een goed gesprek.”
6. Op mijn volgende cd komt een compositie van Arie J. Keijzer. Die muziek is wennen voor mij.
„Nee. Keijzer heeft niets schokkends geschreven. Zijn muziek is voor een breed publiek toegankelijk. Hij heeft wel een eigen stijl. Voor Gerben en mij heeft Keijzer een sonatine gecomponeerd. Bij het eerste deel had ik tijd nodig om het me eigen te maken. Het was zoeken: Wat bedoelt de componist? Wat kan ik er muzikaal mee? Het is in vijf achtste maatsoort geschreven; ik moet goed tellen. Met het tweede deel had ik direct iets. Bij het hele stuk is de klankvorming erg belangrijk: Keijzer schrijft veel lange noten. Hij is bij een repetitie aanwezig geweest en heeft enkele passages in het stuk veranderd. Het is speciaal voor mijn metalen panfluit geschreven. Het instrument is mooi in de lage tonen, een beetje scherp in de hoge. Ik ben bij Keijzer geweest om te vertellen over de panfluit. Hij wist niet zo veel van het instrument af. Hij heeft zijn stuk complementair geschreven: panfluit en orgel vullen elkaar voortdurend aan. We gaan het op cd zetten, samen met muziek van Alain, Schroeder, Vierne en Debussy. Allemaal componisten uit de 20e en de 21e eeuw. Het project vraagt veel van me, maar ik geniet er enorm van.”
7. Met vrouwen musiceren is anders dan met mannen.
„Met deze stelling kan ik niet veel. Voor mij is er geen wezenlijk verschil. Een muzikale klik vind ik belangrijker. Dat kan met mannen en vrouwen. Ik zoek collega’s die, net als ik, van een uitdaging houden, elkaar scherp houden. Samen enthousiast worden over een bepaald repertoire. Naast een muzikale klik heb ik ook graag een persoonlijke klik. Dat maakt het samen muziek maken leuker en makkelijker. Je moet zelf wel openstaan voor die persoonlijke klik.”
8. Een duo vormen met je broer, die gitaar speelt, is iets speciaals.
„Ja. Wilco en ik kennen elkaar door en door, maar dat is ook weleens lastig. Je zit als broer en zus dicht op elkaar. Je gaat anders met elkaar om: harder, feller, in mijn geval soms ook ongeduldiger. Mijn broer is anders dan ik. Hij laat zich niet gek maken. Het gaat goed tussen ons. Hij is amateurmuzikant, maar wel een goede. Hij heeft gitaarles van Ari van Vliet, een broer van organist Herman van Vliet. Wilco laat me kennismaken met muziek die ik niet ken, bijvoorbeeld Zuid-Amerikaanse. Daardoor hebben we nu contact met een componist in Brazilië. Hij stuurt ons muziek van zichzelf en geniet ervan dat wij die spelen.”
9. Muziek geven op school doe ik erbij.
„Ik ben in de eerste plaats musicus. Daarnaast werk ik drie dagen per week op het Driestar College in Gouda. Een hoogtepunt is de jaarlijkse leerlingenuitvoering in de Sint-Jan. Ik schrijf arrangementen voor die uitvoering en probeer elke leerling tot z’n recht te laten komen. Sommige klassen heb ik maar één uur per week. Dan lukt het niet altijd een goede band te krijgen. Soms kom ik tijd tekort. Dan moet ik de leerstof erdoor duwen omdat de leerlingen aan hun punten moeten komen. Lesgeven is leuk, zeker op de Driestar. Maar werken met een klas vol pubers is ook intensief. Als ik thuiskom, is mijn energie op. Dan vind ik het heerlijk om alleen te zijn. Ik ben een einzelgänger en ga graag m’n eigen gang.”
10. Mijn volgende concert wordt het beste.
„Dat hoop ik, maar wat is het beste? Ik ben daar een tijd krampachtig in geweest. Ik mocht van mezelf geen foutje maken. Ik heb echter leren loslaten, leren genieten. Muziek moet leven. Als ik speel, wil ik de muziek zelf ervaren. Van begin tot eind. Dat is een ander streven dan spelen zonder fouten. Dat geeft stress; je jaagt jezelf op. Wanneer een concert goed is geweest? Als het publiek geniet, en ik geniet. Het blijft een zoektocht om dat te bereiken.”
In Staccato reageren muzikanten op tien stellingen. Volgende aflevering: zaterdag 26 september.
Levensloop Gerlinda van den Berg
Gerlinda van den Berg (1983) groeit op in Elspeet. Van haar vader Dries krijgt ze de eerste orgellessen. Als er thuis een piano komt, raakt ze daarvan in de ban. Een jaar later hoort ze op de Wegwijsbeurs iemand panfluit spelen. Ook dat instrument boeit haar direct. „Vanaf m’n twaalfde was ik alleen met muziek bezig. Ik wist toen al dat ik naar het conservatorium wilde.”
Pianoles krijgt Gerlinda van Herman Riphagen –„een onvergetelijke pedagoog”– en op het conservatorium in Amsterdam en in Tilburg. Daar volgt ze de opleidingen voor solist en voor kamermuziek. In 2005 haalt ze haar bachelordiploma.
Gerard Rijken van Olst, Noortje van Middelkoop –„mijn voorbeeld”– en Nicolai Pirvu leren haar panfluit spelen. Ze krijgt op dit moment les van Matthijs Koene in Amsterdam. „Pirvu leerde mij de Roemeense trucjes, maar klassieke muziek spelen op de panfluit is heel wat anders.”
Met haar schoolvriendin Corrie Wielink, die viool speelt, vormt Gerlinda Duo Friends. De twee geven talloze concerten en maken diverse cd’s. Na het conservatorium zoekt ze een baan voor overdag. Ze wordt parttime muziekdocent op het Driestar College in Gouda. Ook geeft ze privéles aan enkele pianoleerlingen.
Gerlinda van den Berg vormt vaste duo’s met Lydia van Mourik (fluit), Annemet Lems (sopraan) en haar broer Wilco (gitaar).