Magna Carta (1215) legde koning aan de ketting
Als Engels of Amerikaans geleerde doe je er nooit verkeerd aan om iets uit de Magna Carta uit 1215 te citeren. Het is een heilige tekst die na 800 jaar boven alle kritiek lijkt te zijn verheven.
De ontstaansgeschiedenis van de Magna Carta is trouwens minder verheven. Het was oorlog tussen koning Jan zonder Land (1167-1216) en zijn leenmannen. De baronnen vonden dat hij veel te hoge belastingen oplegde en zich boven de wet stelde.
Tot zover trouwens geen nieuws. Zijn voorgangers hadden nooit anders gedaan. Zij regeerden met het zogeheten ”droit divin”, het goddelijk recht. Als iemand zich daarop beriep, betekende dat doorgaans dat hij God noch meester boven zich duldde.
Al eerder, rond 1100, hadden de leenmannen koning Henry weten te binden aan een ”charter”. Maar 100 jaar later was deze overeenkomst voor Jan zonder Land niet meer actueel.
En dus werd het oorlog tussen Jan en zijn leenmannen. De baronnen wisten veel troepen op de been te brengen. De koning zag in dat hij deze slag niet kon winnen, en was bereid te onderhandelen.
Dat gebeurde in Runnymede, een drassig weiland tussen Londen en Windsor. Volgens historici werd deze plek gekozen omdat die in elk geval ongeschikt zou zijn om te vechten.
Hoe de gesprekken verliepen, is niet bekend. Maar het resultaat wel: de beroemde Magna Carta (ook wel Charta), die nu 800 jaar bestaat.
De Magna Carta (letterlijk: grote oorkonde) is dus een vredesverdrag met 63 artikelen. Het overgrote deel van de bepalingen is typisch middeleeuws en volkomen achterhaald. Het varieert van de positie van teruggekeerde strijders uit de kruistochten tot de visrechten in de rivier de Medway. Maar de kern die erin zit, spreekt nog steeds mensen aan: voor het eerst wordt de koning aan de ketting van de wet gelegd.
Theorie
Iemand zei eens: de Magna Carta verspilt geen tijd aan politieke theorie, maar komt direct ter zake. Dat klopt enerzijds. De grote oorkonde is een heel praktisch document. Maar intussen zitten er in die concrete bepalingen heel veel theorie.
Dat begint al direct in de inleiding: „Jan, bij de gratie Gods koning van Engeland.” De vorst mocht zich dan wel beroepen op een bovennatuurlijk recht, hijzelf stond onder God en Zijn wetten. In beschouwingen over christelijke staatkunde is dit altijd al een centraal element dat teruggaat op het Oude Testament.
Daarna volgen de namen van de edelen die bij de onderhandelingen waren. Ook zij stellen zich onder God en in dienst van het welzijn van het hele land.
Vervolgens komen de praktische bepalingen. Artikel 1 garandeert de vrijheid van de kerk. Die kreeg het recht haar eigen verkiezingen te houden. Het laatste artikel herhaalt dit weer.
Veel betrokken leenmannen waren zelf bisschop. Of de koning ook voor zo’n begin zou hebben gekozen, is de vraag. Hij had juist een diepgaand conflict met de paus afgesloten.
Vervolgens komen e rheel uiteenlopende artikelen aan de orde die ver van de moderne lezer af staan. Artikel 33 is een heel praktische bepaling: „Alle visdammen zullen worden verwijderd uit de Theems, de Medway en uit heel Engeland, behalve uit de zee.”
Ten minste drie artikelen leven nog steeds rechtstreeks voort in het Engelse recht. Behalve de bepaling over de kerk is dat artikel 9, die de vrijheid voor de stad Londen en andere plaatsen regelt. En artikel 39 dat zegt dat geen vrij man mag worden vastgehouden zonder uitspraak van een rechter (of jury). In het debat over de antiterreurwetten is de Britse regering precies deze bepaling meermalen voor de voeten geworpen.
Bij al te directe lijnen naar vandaag is het goed erop te letten over wie de oorkonde uit 1215 eigenlijk ging: over vrije mannen. Niet over horige boeren of terroristen uit een ver land.
Hetzelfde geldt voor de vrijheid voor de kerk: dat is geen godsdienstvrijheid. Er was maar één kerk in Engeland en dat zou heel lang zo blijven. Maar die kerk kreeg wel vrijheid eigen zaken te regelen.
Koloniën
In de 800 jaar na 1215 heeft de Magna Carta wisselende waardering gekregen. Een opleving beleefde hij in de 18e eeuw, rond de Amerikaanse vrijheidsstrijd. Vooral de eerste koloniën grepen erop terug. Het paste bij hun opvatting over vrijheid: de koning en de burger samen verantwoordelijk voor God.
De invloed van de oude oorkonde op de Amerikaanse grondwet valt heel goed aan te wijzen. In 17 van de 52 Amerikaanse staten moet het charter (formeel) nog volledig deel uitmaken van de wetgeving – inclusief de bepalingen over visdammen in de Theems en houtkap in de wouden.
En daarmee is de Magna Carta ten minste een monument voor de burgerrechten – ook al kende men dat begrip in 1215 nog niet.
Christenen en Magna Carta
Christelijke organisaties in Groot-Brittannië zijn dit jaar bijzonder actief met het Magna Carta. Zij vragen een nieuwe erkenning van de Britse staat om zich niet met zaken van godsdienst te bemoeien.
In maart hield de organisatie Voice for Justice UK een conferentie onder de titel ”Een pleidooi voor christelijke vrijheden”. Op die studiedag is het boek van barones Caroline Cox gebaseerd dat op 15 juni werd gepresenteerd: ”Magna Carta unravelled”.
Het Christian Institute bracht een lesbrief uit waarin het de oude oorkonde plaatst in de traditie van mensenrechten, zoals de Bill of Rights van koning Willem III uit 1689, de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring uit 1776 en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948. Opvallend is dat de verklaring van de rechten van de mens bij de Franse Revolutie uit 1789 ontbreekt.
In vrijwel al deze publicaties wordt herinnerd aan de druk die de staat door gelijkheidswetten uitoefent op religieuze instellingen. Daarbij passen onder meer de ”Britse waarden” die de regering aan (nieuwe) burgers wil opleggen. Zolang die niet in de wet staan, hoeft de burger zich er niet aan te houden, zeggen deze organisaties onder verwijzing naar het Magna Carta.
Fragmenten
Artikel 1: Ten eerste bevestigen we voor God en onze erfgenamen tot in eeuwigheid dat de Engelse kerk vrij is en haar rechten onverminderd en haar vrijheden onverkort zijn.
Artikel 38: In de toekomst zal geen ambtenaar een man op grond van zijn eigen niet-onderbouwde verklaring voor het gerecht brengen, zonder een geloofwaardige getuige om de waarheid te verklaren.
Artikel 39: Geen vrij man zal worden vastgehouden of gevangengezet of van zijn rechten of bezit beroofd, of verbannen, of op enige andere wijze van zijn positie ontdaan, zonder het rechtmatige oordeel van zijn gelijken (”peers”) of door de wet van het land.