In een brief adviseerde het adviesorgaan van het kabinet vrijdag de minister daarom het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de Centra voor Werk en Inkomen (CWI) anders aan te sturen.

Met de huidige oplopende werkloosheid is het van groot belang „herhaalwerkloosheid” in te dammen, aldus de RWI, waarin werkgevers- en werknemersorganisaties en gemeenten zijn vertegenwoordigd. De raad wijst zowel op de sociale risico’s voor de mensen die telkens na korte tijd hun baan weer kwijtraken, als op de financiële risico’s voor de overheid en voor de belasting- en premiebetaler door de stijgende kosten van de sociale zekerheid.

De RWI stelt dat het beleid van De Geus, waarin het motto ”werk boven uitkering” steevast centraal staat, zijn keerzijden kent. Zo mag volgens de raad bij uitkeringsinstantie UWV en de CWI’s (de voormalige arbeidsbureaus), „de nadruk op werkhervatting er niet toe leiden dat in de uitvoering vooral wordt gestreefd naar een snelle werkhervatting, die niet langdurig is.”

Dit zou zich immers kunnen vertalen in meer draaideurwerklozen en dat houdt de uitkeringsafhankelijkheid van mensen over een langere periode juist in stand. In dat kader waarschuwt het adviesorgaan vooral voor de gevolgen van de door de overheid verlangde „resultaatfinanciering.” Daarbij gaat het UWV contracten met reïntegratiebedrijven aan om werklozen aan een baan te helpen op basis van ”no cure no pay”.

Ook verwacht de raad dat het aantal draaideurwerklozen zal toenemen door actuele wijzigingen in de Werkloosheidswet en de Wet werk en bijstand. Vooral de gevolgen voor de jeugdwerkloosheid kunnen groot zijn, omdat jongeren vaak nog maar weinig WW-rechten hebben opgebouwd. „Omdat mensen met een kortdurende WW-uitkering snel weer uit het UWV-bestand stromen (in de bijstand bij gemeenten), is zoals bekend de prikkel om vanuit het UWV in reïntegratie te investeren niet groot”, schrijft de RWI.