Iraanse generaal beheerst politiek Bagdad
AMMAN. Iran krijgt een steeds grotere vinger in de pap in politiek Bagdad. De Iraanse generaal Qasem Suleimani wordt al gekscherend de schaduwpremier van Irak genoemd.
Het is een bekend verwijt richting de Iraakse regering: jullie geven de soennitische minderheid in het land te weinig invloed in de politiek. Dat zou een van de redenen zijn dat de strijd tegen IS zo moeizaam verloopt. IS wortelt immers in onvrede onder soennieten, en dat grondprobleem blijft zo onverminderd groot.
De kans dat deze situatie binnen afzienbare tijd zal veranderen, is echter klein. Los van de vraag of de Iraakse regering werkelijk bereid zou zijn de soennieten meer macht te geven, heeft het sjiitische Iran in Bagdad een steeds grotere vinger in de pap. En dat streeft ernaar om de hele Iraakse provincie al-Anbar, waar vooral soennieten wonen, onder controle van sjiitische milities te brengen.
De sjiitische milities ontstonden in Irak na de verovering van de stad Mosul door IS, een jaar geleden. De sjiitische ayatollah Ali al-Sistani riep het hele Iraakse volk toen op zich te mobiliseren tegen de terroristen. In de praktijk betekende het dat vooral sjiieten onder de wapenen gingen en zich verenigden in de beweging al-Hasd al-Shaabi (”De volksmobilisatie”). De bedoeling was dat deze militie haar orders zou ontvangen van de regering in Bagdad en het Iraakse leger zou ondersteunen.
In de prakijk speelt het Iraakse leger echter een zwakke rol en nemen deze sjiitische milities feitelijk de leiding in de strijd. Ze krijgen hun bevelen bovendien niet zozeer van de Iraakse premier Haider al-Abadi, maar van de Iraanse generaal Qasem Suleimani. In de praktijk drukken ze de Iraakse soennieten steeds verder in het nauw.
Het is maar een van de voor-beelden van Iraanse invloed in Irak. Onlangs werd bekend dat 35 topambtenaren van het Iraakse ministerie van Binnenlandse Zaken zijn vervangen door sympathisanten van generaal Suleimani. Diens invloed is intussen ook op het ministerie van Defensie groeiende. Suleimani werkt bij dit alles naar verluidt nauw samen met de voormalige Iraakse premier Nuri al-Maliki, die het nooit heeft kunnen verkroppen dat hij tot aftreden werd gedwongen.
De gevolgen van de sjiitische vijandigheid ten opzichte van de soennieten zijn intussen groot. Begin vorige maand meldde de Arabische zender Al-Jazeera dat een aantal sjeiks van belangrijke soennitische stammen zijn steun uitsprak voor IS.
Sommige waarnemers veronderstelden dat de sjeiks onder druk van IS stonden. Het is echter zeker niet denkbeeldig dat de loyaliteitsverklaring aan IS de wanhoop van de soennieten illustreert. Ze bevinden zich tussen de hamer van de sjiitische milities en het aambeeld van IS. In dit dilemma geeft de overweging de doorslag dat de strijders van IS in elk geval medesoennieten zijn.
Het maakt de rol van de internationale coalitie onder leiding van de Verenigde Staten intussen uiterst moeilijk. Washington steunt de sjiitische milities, maar is zich er tegelijkertijd van bewust dat de IS in Irak slechts verslagen kan worden door de soennitische stammen achter zich te krijgen en desnoods ook te bewapenen.
In het huidige klimaat is het niet uitgesloten dat soennieten de wapens zullen opnemen tegen de sjiitische milities, en niet tegen IS. En dat is exact wat IS in Irak beoogt.