Rel rond hoofddoeken in stadstaat Singapore
In het Aziatische stadstaatje Singapore is een controverse losgebarsten over het al of niet toestaan van hoofddoekjes.
De regering van Singapore heeft de grondwet geschonden toen zij twee islamitische meisjes schorste omdat zij met een hoofddoek op naar school kwamen. Dit zei een Singaporese oppositiepartij donderdag.
Leden van de Singaporese Democratische Partij zeiden dat zij persoonlijk zouden helpen de opleiding veilig te stellen van twee 7-jarige meisjes die maandag van school werden gestuurd omdat zij weigerden hun hoofddoek, de tudung, af te doen. „Ons recht om ons geloof uit te oefenen is verankerd in onze grondwet en de regering heeft absoluut geen recht om ouders tot kiezen te dwingen tussen religie en onderwijs”, zei partijleider Chee Soon Juan.
De oppositiepartij dreigde vandaag een kritische redevoering te houden in de openbare sprekershoek als de meisjes donderdag niet terug zouden zijn op school. Het is niet waarschijnlijk dat het ultimatum de overheid over de streep zal trekken. De sprekershoek is de enige plaats in de stadstaat waar mensen zonder vergunning in het openbaar mogen spreken. De vrijplaats trekt maar zelden veel belangstellenden en het is moeilijk om de sprekers boven het verkeerslawaai te horen.
De Singaporese regering heeft herhaaldelijk gezegd dat het toestaan van hoofddoeken op openbare scholen de verschillen tussen leerlingen zou onderstrepen en de eenheid zou schaden. Bijna 80 procent van de Singaporese bevolking is van Chinese afkomst, 15 procent is moslim en de rest is etnisch Indiaas. De Singaporese premier Goh Chok Tong zei dat enkele ouders die hun dochters met hoofddoeken naar school hadden gestuurd handelden op instigatie van een islamitische activist.
De relatie tussen de verschillende Singaporese bevolkingsgroepen is op scherp komen te staan sinds er in december dertien verdachten van terrorisme zijn gearresteerd. De mannen, die banden zouden hebben met al-Qaida, zouden van plan zijn geweest om buitenlandse ambassades, Amerikaanse marineschepen en andere westerse belangen in de stadstaat op te blazen.