„Leden Rotterdams verzet gingen de fout in”
ROTTERDAM (ANP). Leden van het Rotterdams gewapend verzet hebben zich in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog als misdadigers gedragen. Zelfs na de bevrijding hadden moorden plaats waarvan het motief omstreden was. Ook beslissingen die werden genomen konden moreel gezien niet door de beugel.
Tot die conclusie komt Albert Oosthoek in zijn proefschrift ‘Nieuw licht op liquidaties. Knokploegen in Rotterdam 1944-1945’. Hij promoveert vrijdag 1 mei op zijn onderzoek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. „Veel liquidaties waren in het algemeen niet nuttig en leverden niet het beoogde resultaat op - het redden van mensenlevens. De liquidaties hebben de bezetters, gezien de bloedige represailles die er op volgden, op scherp gezet”, aldus Oosthoek.
Publicaties over het Rotterdamse gewapende verzet gaven tot nu toe een veel te positief beeld. De verzetsorganisatie Landelijke Knokploegen (LKP) voerde liquidaties uit die niet of nauwelijks te verantwoorden waren, constateert Oosthoek. In Nederland werden tijdens de oorlog naar schatting vijfhonderd personen door het verzet geliquideerd. In Rotterdam vonden ongeveer honderd liquidaties plaats.
Voor zijn promotie interviewde Oosthoek 46 personen, raadpleegde hij niet eerder gebruikte archieven en deed hij uitgebreid literatuuronderzoek. Met zijn publicatie corrigeert hij de al te kleurrijke werkzaamheden van het bonafide gewapend verzet. „De liquidaties werkten in feite contraproductief vanwege de meedogenloze represaillemaatregelen van de bezetter, die weer verlammend werkten op de bevolking.”
De LKP voerde een meedogenloze guerrillastrijd met de bezetter. De liquidaties bleven lange tijd geheim. „De betrokken verzetsmensen hadden onderling afgesproken om over liquidaties te zwijgen. Deze ‘richtlijn doofpot’ is door hen een leven lang in acht genomen”, aldus Oosthoek.