Wet en Evangelie
Jesaja 1:18
„Komt dan, en laat ons tezamen rechten, zegt de Heere; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.”
Er zijn dus rechtszaken tussen God en de ziel. Soms verschijnt de Heere als de Wetgever, als een rechtvaardig en heilig God aan de zondaar, en stelt al zijn ongerechtigheden voor hem. Deze rechtszaak heeft plaats op grond van het verbond der werken. Dit is één uitspraak: „Vervloekt is hij die niet blijft in al hetgeen geschreven staat in het boek der wet, om dat te doen.”
Wanneer God dit woord tot de mens spreekt, dan volgt voor hem het vonnis: „Gaat weg van Mij, al gij werkers der ongerechtigheid.” Nu, in deze handeling is aan de mens niets overgelaten om te werken dan zijn eigen kracht. Ook kunnen zij in dit gericht niet gered worden op berouw. De mens is vervloekt wegens de kleinste zonde, die al inhoudt dat hij de wet heeft gebroken.
Een tweede onderhandeling is een evangeliegericht. Daarin spreekt God met de mens, alleen om zijn twijfel weg te nemen. Daar richt Hij met de ziel overeenkomstig de voorwaarden van het Nieuwe Verbond. Daarin wordt een aangename weg aangewezen waarin de mens ten volle bevredigd mag worden.
William Guthrie, predikant te Fenwick
(”In tijden van vervolging”, 1779)