Jemen is te gevaarlijk om goed hulp te verlenen
APELDOORN. Door de hevige gevechten in Jemen worden burgers zwaar getroffen. Er zijn meer dan 600 doden gevallen en er is gebrek aan water en voedsel. Hulpverleners kunnen echter nauwelijks de deur uit. „Het gevaar is groot dat ze in gevechten belanden”, zegt een verantwoordelijke van ZOA.
De Huthirebellen wisten de afgelopen dagen opnieuw verder op te rukken in Jemen, alle zware bombardementen om dat te voorkomen ten spijt. De sjiitische militie trok donderdag onder triomf de stad Ataq binnen, een provinciehoofdstad in het oosten van het land. Daarmee hebben ze ook de omliggende olievelden in bezit.
Op 19 maart startte een coalitie van tien landen onder aanvoering van Saudi-Arabië een offensief tegen de Huthirebellen, maar dat heeft de opmars nog niet kunnen keren. Enkel rond de havenstad Aden lijkt de coalitie enig succes te boeken: de Huthi’s zijn daar deze week iets teruggedrongen.
De rekening voor de bevolking is intussen hoog. „Bijna catastrofaal”, noemde een woordvoerder van het Internationale Rode Kruis de situatie in Aden eerder deze week. Toen een chirurgisch team van de organisatie woensdagmiddag per boot arriveerde, lagen er nog steeds dode lichamen op straat. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zijn er sinds de start van de bombardementen ten minste 643 slachtoffers gevallen en meer dan 2200 anderen gewond geraakt. Tienduizenden mensen zijn hun huizen ontvlucht.
De luchthavens van het land zijn inmiddels gesloten, waardoor alleen nog beperkt verkeer over zee mogelijk is. Slechts af en toe kan er een vliegtuig landen. Benzine, voedsel en water wordt steeds schaarser. Mensen zijn aan het hamsteren geslagen.
„De situatie is zeer kritiek”, zegt ook de landenvertegenwoordiger voor Jemen van ZOA, die om veiligheidsredenen niet met naam in de krant wil. Ze stuurt vanuit de Jordaanse hoofdstad Amman de vier lokale stafleden in het oorlogsgebied aan. „De Huthirebellen zijn zes maanden geleden al met hun opmars begonnen, maar de gevechten zijn de laatste weken pas goed losgebarsten”, zegt ze telefonisch. „Raketten belanden in woonwijken en rebellen schieten vanuit de wijken terug.”
De medewerkers kunnen daarom nog maar nauwelijks de deur uit, vertelt ze. „Het is niet te voorspellen wanneer er luchtaanvallen zijn.” Gebrek aan elektriciteit en brandstof maken de hulpverlening moeilijker. ZOA –sinds 2012 actief in Jemen– wil de handen ineenslaan met andere organisaties. Die hebben uiteraard met dezelfde moeilijkheden te kampen. De projectcoördinator van Artsen zonder Grenzen (AzG) in Aden, Valerie Pierre, beschreef deze week in een blog hoe ze bij haar aankomst, eind januari, nog gewoon de stad in kon. Sinds het Saudische offensief veranderde de situatie echter „bijna van de ene op de andere dag.” Sindsdien kan Pierre het ziekenhuis niet meer uit. Het team, dat de afgelopen weken 600 slachtoffers verpleegde, slaapt ’s nachts bij toerbeurt.
Andere hulpverlening is helemaal gestopt. De anglicaanse Christ Church in Aden, de enige protestantse kerk in Jemen, zag zich twee weken geleden genoodzaakt de aan de kerk verbonden oogkliniek te sluiten. De Indiase geestelijke die aan de kerk is verbonden, keerde voor onbepaalde tijd terug naar zijn geboorteland. Sinds de bombardementen zijn de diensten al opgeschort.
Er bestaat vrees voor escalatie van het conflict. Het sjiitische Iran zou de Huthirebellen ondersteunen, tot woede van Saudi-Arabië en diens bondgenoot de Verenigde Staten.
De Iraanse ayatollah Ali Khamenei bestempelde de Saudische invasie als „een genocide” en waarschuwde Riyad dat het „niet als winnaar” uit de strijd zal komen. Washington waarschuwde op zijn beurt het Iraanse regime. Minister van Buitenlandse Zaken John Kerry dreigde dat iedere staat die zich door Iran bedreigd voelt, op steun van Amerika kan rekenen.