Weer doden in onrustig Haïti
Aanhoudend geweld heeft woensdag in Haïti aan waarschijnlijk vijf mensen het leven gekost.
Twee slachtoffers vielen volgens ooggetuigen in de stad Saint-Marc, nadat de woning waarin ze verbleven in brand werd gestoken. Het zou gaan om twee tegenstanders van president Jean Bertrand Aristide. Nog drie anderen werden doodgeschoten.
Volgens de lokale radio waren er verscheidene schermutselingen in Saint-Marc tussen de oproerpolitie en tegenstanders van het bewind. In verscheidene steden zochten ook burgers die sympathiseren met de president de confrontatie met de opstandelingen. Ook daarbij werd geschoten en gemoord. Talrijke huizen van vermeende opposanten van Aristide werden platgebrand.
Sinds vorige week donderdag zouden er al bijna vijftig mensen zijn gedood. Uit de stad Cap-Haitien kwamen berichten over plundering van een voedseldepot. Het wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties (WFP) waarschuwde woensdag voor problemen met de voedseldistributie. Zeker 260.000 straatarme Haïtianen zijn van voedselhulp afhankelijk.
Ondanks de volksopstand in Haïti weigert president Jean-Bertrand Aristide af te treden. Dat zei hij woensdag in zijn eerste publieke optreden sinds het uitbreken van de opstand, eind vorige week.
„Ik verlaat dit paleis op 7 februari 2006”, zei Aristide tegen journalisten. De onder vuur liggende president beschuldigde leden van de oppositie ervan het geweld veroorzaakt te hebben en noemde de rebellen die de opstand leiden „terroristen.” Hij zei niet hoe hij de opstand denkt te kunnen beëindigen.
De Haïtiaanse oppositie, die zegt tegen het gebruik van geweld te zijn, weigert deel te nemen aan parlementsverkiezingen zolang Aristide president is. De spanningen op het halfeiland begonnen toen de partij van Aristide in 2000 de frauduleuze parlementsverkiezingen met ruime meerderheid won. Op hoeveel steun van de bevolking Aristide nog kan rekenen, zal vandaag blijken als het Democratisch Platform, een coalitie van oppositiepartijen, een demonstratie tegen de president houdt in de hoofdstad Port-au-Prince.
Ondertussen hield het geweld in Haïti ook woensdag aan. In de door rebellen gecontroleerde stad Gonaves werd een vermoedelijke huurmoordenaar van de regering onder luid gejuich van de bevolking in brand gestoken. Een ontsnapte gevangene die weigerde zijn buitgemaakte geweer aan de rebellen te geven werd doodgeschoten.
De Verenigde Staten zeiden woensdag „uitermate bezorgd” te zijn over de situatie in Haïti. Washington riep Amerikaanse staatsburgers dinsdag al op het land te verlaten „als ze dat veilig kunnen doen”. Canada deed een soortgelijke oproep.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken in Washington heeft familieleden van diplomaten en het ondersteunend personeel van de Amerikaanse ambassade in Port-au-Prince toestemming gegeven het land te verlaten.