Voorzitter VOGG: Kerkorganist is bijna een ambt
Er valt veel te verbeteren aan het functioneren van kerkorganisten, blijkt uit de RD-enquête onder ruim 1200 organisten. Organistenverenigingen spannen zich voor dat doel in. VOGG-voorzitter Dirk Jan Versluis: „Kerkorganist is de mooiste job; ik hoef er geen cent voor te hebben.”
Sinds z’n twaalfde begeleidt Versluis (28) de samenzang van de 450 kerkgangers in de gereformeerde gemeente in Stolwijk. Niet eens op een pijporgel, maar op een elektronische Monarke van Johannus. „Gelukkig is het eind in zicht”, zegt hij eerlijk. „Het orgel is 25 jaar oud, en dat hoor je aan de klankkwaliteit. Dit jaar krijgen we als gemeente een bestaand Engels pijporgel met vijftien stemmen. Orgelbouwer Ide Boogaard plaatst het over. Het zal een grote vooruitgang zijn.”
Natuurlijk pleit de Vereniging van Organisten der Gereformeerde Gemeenten (VOGG) voor vergelijkend proefspel voordat er een organist wordt benoemd. Toch gebeurt dat slechts bij één op de drie organisten. Ook VOGG-voorzitter Versluis ontkwam aan het examen. „Ik speelde als jochie tijdens een kerstfeestviering in Stolwijk, gerekruteerd door onze toenmalige predikant, ds. Van Dieren. Een maand later mocht ik ook op zondag gaan spelen.” Hij schiet in de lach: „Ik vertel dit verhaal nog weleens bewust in VOGG-kring.”
Ruim drie jaar is Versluis, die deze zomer zijn masterstudie orgel afrondt bij Jos van der Kooy, voorzitter van de VOGG. Over sterke punten van ‘zijn’ vereniging hoeft hij niet lang na te denken. „Allereerst de infrastructuur met veel toegewijde vrijwilligers. De VOGG staat organisatorisch goed op poten en is een gezonde club, ook financieel. Daarnaast heeft de VOGG een constante visie op kerkmuziek, hoewel de invulling die eraan wordt gegeven, wisselt. Kernwaarden: de organist heeft een dienende taak, kerkmuziek vraagt om kwaliteit en de vereniging wil bindend bezig zijn, zodat er ruimte is voor verschillende stijlen, smaken en groepen organisten. Verder onderscheidt de VOGG zich van soortgelijke organisaties door haar brede aanbod. De vereniging neemt examens af, verzorgt een cursus kerkelijk orgelspel, adviseert bij orgelbouwzaken en geeft bladmuziek uit.”
Schoolmeester
Om verbeterpunten te noemen hoeft Versluis, in het dagelijks leven psycholoog, evenmin moeite te doen. „De VOGG heeft het imago van een normerende club waarbij je een soort schoolmeestersgevoel krijgt. Dat werkt polariserend. Ik ben als voorzitter bewust bezig aansluiting te vinden bij organisten uit de zogeheten romantische hoek. Ook stimuleer ik het gesprek over de partitabundel die we elk jaar uitgeven, om ervoor te zorgen dat deze bruikbaarder wordt en meer variatie in stijl bevat. Verder vraag ik bewust aandacht voor alle orgeltypen, niet alleen het barokke en het neobarokke, en probeer ik jongeren bij de vereniging te betrekken. Ik geloof niet in een eenmalige actie om het imago te veranderen, maar in een fluwelen revolutie.”
Versluis voelt zich gesterkt door de reacties die hij krijgt. „We hebben dit jaar alle predikanten van de Gereformeerde Gemeenten een gratis jaarabonnement op Kerk en Muziek gegeven. Dat wordt gewaardeerd. Dat geldt ook voor de discussie in Kerk en Muziek, vorig jaar, over de inhoud van de partitabundel en het gesprek tussen organist Pieter Heykoop en mij.”
Maken en breken
Een ander verbeterpunt ziet Versluis in het bereik van de VOGG. „De vereniging moet in elke gemeente bekend en aanwezig zijn. Zover is het nog niet. Gevoelsmatig zeg ik dat we ongeveer de helft van de ongeveer 150 gereformeerde gemeenten bereiken. De rest dus niet of nauwelijks. Daar zitten gemeenten bij die onze diensten op het gebied van opleiding, examinering en orgelbouwadvies goed zouden kunnen gebruiken. Dat vraagt van de VOGG dat we het gesprek over kerkmuziek bewust zoeken. Initiatieven blijven anders te veel beperkt tot een groep enthousiastelingen.”
Graag geeft Versluis zijn collega’s een paar adviezen. „Uit m’n hart. Als je op de orgelbank zit, zit er dan als lid van de gemeente. Luister naar de preek en pas je spel daarbij aan. Het wordt vaker gezegd: een organist kan maken en breken. Waarbij ik me graag concentreer op het positieve: het maken. Realiseer je als organist dat je met heilig materiaal bezig bent: het gezongen Woord van God. Kerkorganist is een zware, serieuze taak, bijna een ambt.”
Wanneer is Versluis tevreden als kerkorganist? „Als ik er tussenuit val. Soms hoor ik achteraf dat fragmenten van mijn orgelspel worden gebruikt om mensen in het hart te raken. Kerkorganist is de mooiste job; ik hoef er geen cent voor te hebben.”
Uiterste best
Dr. P. C. Hoek, docent praktische liturgie aan het hersteld hervormd seminarium, hoort zondags veel verschillende organisten als hij in gastgemeenten voorgaat. „Het valt mij op dat er nogal wat organisten zijn die beperkte gaven hebben, maar erg gemotiveerd zijn. Ze doen elke zondag hun uiterste best. Daar heb ik waardering en respect voor. Maar ik zou graag zien dat deze mensen de mogelijkheden krijgen om zich verder te ontwikkelen. Het is mooi als een organist uit de voeten kan met literatuur en goed kan improviseren, maar dat is eerder uitzondering dan regel. Het gemiddelde niveau van het orgelspel zou wat mij betreft best omhoog mogen.”
De 43-jarige predikant uit Hoevelaken voelt met de organisten mee. „Ik speel zelf orgel en heb met enige regelmaat les van Sander van den Houten in Kampen. We kennen elkaar van vroeger, van Flakkee. Op dit moment ben ik bezig met koraalmuziek van Pachelbel. Ook heb ik weleens wat met de acht kleine preludiums en fuga’s van Bach gedaan. Maar ik noem mezelf nog steeds beginnend amateur.”
Eisen stellen aan kerkorganisten is prima, vindt dr. Hoek, maar geef hun dan ook faciliteiten. „Organisten, en ook kosters, zijn vaak de sluitpost in de kerk. Dat zou niet moeten. Concrete acties zijn eenvoudig. Geef als kerkenraad je organisten een vergoeding om muziek te kopen, stimuleer ze om op les te gaan en betaal daaraan mee. Ik weet van Sander van den Houten dat hij een workshop met kerkorganisten bij hem in de buurt heeft gedaan. De reacties waren positief. Soms moet een organist met een concreet punt geholpen worden. Bijvoorbeeld: hoe verbeter ik mijn pedaalspel? Laat zo iemand vijf tot tien lessen volgen bij een professioneel organist, op kosten van de kerkenraad.”
Een punt waar dr. Hoek zich zorgen over maakt is de toekomst van kerkorganisten. „Wie spelen er straks in onze diensten? Het orgel heeft bepaald geen spetterend imago onder jongeren, maar misschien dat het toch zou kunnen verbeteren. Bijvoorbeeld door jongeren bij de hand te nemen en hen stapsgewijs vertrouwd te maken met het orgel. Onbekend maakt onbemind. Laat organisten die nu al spelen daarom als inspirerende trekkers fungeren.”
Jaarlijks is dr. Hoek betrokken bij de landelijke organistendag van zijn kerkverband. „We richten ons met deze bijeenkomst op de beginnende organist. Je kunt vertellen hoe je een voorspel in elkaar moet zetten, maar dat is voor velen al te hoog gegrepen. Die organisten zijn al blij als ze uit een koraalboek kunnen spelen. Toch willen we met deze bijeenkomsten inspirerende voorbeelden geven. Goed voorbeeld doet immers goed volgen.”
Dienst der gebeden
Als docent praktische liturgie is dr. Hoek medeverantwoordelijk voor de opleiding van hersteld hervormde predikanten. „Ik krijg beperkte tijd om met kerkmuziek bezig te zijn, maar leg altijd op twee zaken de nadruk: kwaliteit en zorgvuldigheid. Calvijn schaart de gemeentezang onder de dienst der gebeden. En God troont op de lofzangen van Israël, weten we uit de Bijbel. Dat is iets anders dan psalmen zingen als opvulling van de dienst. Organisten zijn niet allemaal van vijfsterrenniveau, maar kerkmuziek moet meer prioriteit hebben, ook onder predikanten en kerkenraden. Daarom nodigen we hen altijd bewust uit voor de organistendag.”
In de hervormde kerkorde trof dr. Hoek een mooie formulering aan. „Ik las: De organist is geroepen de gemeente bij te staan. Dat is cruciaal: de gemeente bijstaan. Dan gaat het over dienstbaarheid. Daar mogen we allemaal wel een fikse dosis van hebben.”
Dit is het vijfde deel in een serie artikelen naar aanleiding van de RD-enquête onder kerkorganisten. Woensdag deel 6.
Organistenclubs
In reformatorische kring is welgeteld één organistenvereniging actief: de Vereniging van Organisten der Gereformeerde Gemeenten (VOGG). De vereniging telt zo’n 1200 leden, ook uit andere kerken. Dat aantal is inclusief de abonnees van Kerk en Muziek, het maandblad dat de vereniging uitgeeft. Drie op de tien ondervraagde organisten lezen het, blijkt uit de RD-enquête onder kerkorganisten.
De VOGG is actief op het gebied van opleiding en examinering van organisten, orgelbouwadvies en de uitgifte van bladmuziek. Een derde van de ondervraagde organisten zegt weleens iets te spelen uit de VOGG-bundels. De vereniging organiseert elk jaar een landelijke orgel- en samenzangdag in een historische stadskerk.
De Hersteld Hervormde Kerk heeft geen organistenvereniging, maar belegt wel elk jaar een bijeenkomst voor organisten, kerkenraadsleden, kerkvoogden en predikanten. Dat gebeurt in de Bethelkerk in Lunteren. De laatste keer was op zaterdag 17 februari. Dr. P. C. Hoek, docent praktische theologie aan het Hersteld Hervormd Seminarie, en Sander van den Houten, organist in Kampen, hielden toen „een samenspraak over muziek in de eredienst.”