Geen verkiezing in kleinste waterschap
De ingezetenen van 23 waterschappen kiezen morgen een nieuw bestuur. Nederlands kleinste waterschap doet niet mee. In Blija Buitendijks ‘wonen’ alleen schapen, koeien en paarden.
Blija Buitendijks is een polder van ongeveer 100 hectare die buiten de Friese zeedijk ligt, ten noorden van het dorpje Blija (gemeente Ferwerderadiel). Toeristen die met de boot naar Ameland reizen, kijken vanaf de pier van Holwerd westwaarts het gebied in. De strook grond wordt door een zomerdijk gescheiden van de kwelders langs de Waddenzee.
Mensen wonen er niet in het kale poldertje, waar de wind vrij spel heeft. Daarom zijn er morgen geen verkiezingen. ’s Zomers graast er vee, ’s winters huizen er ganzen. Een paar boeren uit de omgeving hebben de grond in gebruik. Lange sloten zorgen voor de afwatering. Het spuien gebeurt automatisch bij laag water, via duikers die onder het dijkje door lopen.
Ooit telde Nederland duizenden waterschappen en polderbesturen. Na een golf aan fusies zijn er nog 24 over, 23 grote en één kleintje: Blija Buitendijks. Het bestuur bestaat uit twee personen. Gezicht van het waterschapje („we hebben geen door de kroon benoemde dijkgraaf”) is secretaris-ontvanger Binne Reitsma. Sinds de laatste voorzitter een paar jaar geleden 65 werd, leidt Reitsma ook de incidentele vergaderingen.
Het laatste traditionele polderbestuur van Nederland regelt het beheer van het gebiedje, dat volgens Reitsma omstreeks 1920 werd bedijkt. De taken zijn beperkt: het onderhoud van de drinkwaterleiding voor het vee, het beheer van de zomerdijk en het uitbaggeren van de afwateringssloten in de polder. „Met elkaar brengen de eigenaars en de gebruikers de lasten op, via een omslag per hectare.”
De zomerkade heeft met zijn 2,5 meter boven NAP een behoorlijke hoogte. Toch slaan af en toe de golven van de Waddenzee eroverheen. „Deze winter stond de polder twee keer onder water”, zegt de secretaris.
Vroeger had het gebied zo’n vijftien eigenaren, tegenwoordig nog vijf. Ongeveer de helft is in handen gekomen van It Fryske Gea, de Friese landschapsbeheerder. Andere eigenaren zijn de PKN-gemeente van Kollum, de Stichting het Old Burger Weeshuis uit Leeuwarden en twee boeren.
De drie instellingen verpachten hun grond aan zeven boeren uit de buurt, onder wie Reitsma. De 58-jarige waterschapsbestuurder heeft –binnen de Friese zeedijk– een akkerbouwbedrijf van 60 hectare waar hij onder meer pootaardappelen teelt. Op de grond die hij in Blija Buitendijks pacht, weidt hij in de zomer een paar honderd schapen. Verder staat Reitsma drieënhalve dag per week als docent plantenteelt voor de klas.
In 2010 werd de historische Friese kop-hals-rompboerderij van de bestuurssecretaris getroffen door een verwoestende brand. Daarmee ging ook de administratie van het waterschap verloren, inclusief het archief en de usb-stick met back-up. In zijn werkkamer in de nieuwe boerderij heeft Reitsma weer „een plank vrijgemaakt” voor het waterschap. „We zijn weer met frisse moed begonnen”, zegt hij nuchter.
Veel stelt de administratie niet voor. „Elk jaar een rekening van waterleidingbedrijf Vitens, af en toe een factuur voor het schonen en uitdiepen van de sloten.”
Dat neemt niet weg dat het kleine waterschap een overheid is en daarom gebonden aan de Algemene wet bestuursrecht en de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Daar kwam Reitsma een paar jaar geleden op een vervelende manier achter. „We kregen opeens brieven waarin lieden allerlei gegevens opvroegen met een beroep op de WOB. Ze wilden bijvoorbeeld de bonnetjes van de bedrijfswagen zien. Bedrijfswagen, haha, die hebben we natuurlijk niet. Maar als je niet binnen de daarvoor vastgestelde termijn de gevraagde informatie levert, kunnen ze een vergoeding opeisen. We moesten een advocaat inschakelen om er een eind aan te maken.”
In 1997 vond de laatste grote fusie tussen Friese waterschappen plaats. Wetterskip Fryslân heeft het waterbeheer over heel Friesland binnen de zeedijk. Vandaar dat Blija Buitendijks zelfstandig bleef, zegt Reitsma.
Is dat het hele verhaal? „Nou, eigenlijk niet. Ze wilden het beheer over alle buitendijkse gronden overdoen aan It Fryske Gea. Die organisatie heeft een ander doel dan onze gebruikers. Wij gaan voor de landbouwkundige waarde, de opbrengst aan gras. It Fryske Gea kiest voor extensief beheer. Je mag niet bemesten en pas laat beweiden omdat weidevogels moeten kunnen broeden. Wij wilden liever eigen baas blijven.”
De laatste jaren is het aantal gebruikers van Blija Buitendijks gestaag geslonken. Enkelen, onder wie Reitsma’s overgebleven medebestuurder, deden hun grond over aan It Fryske Gea. Gisteravond kwamen de ingelanden (eigenaren) voor het eerst sinds jaren weer bij elkaar. „We moeten maar eens nadenken over hoe we verder willen”, had Reitsma vooraf gezegd, toen hij de vergadering uitschreef.
Vanmorgen liet hij weten dat de vergadering was bijgewoond door vertegenwoordigers van It Fryske Gea, de PKN-gemeente uit Kollum, een eigenaar-gebruiker en drie gebruikers. Reitsma: „We hebben besloten dat we met elkaar de schouders onder het kleinste waterschap blijven zetten. Gebruik en onderhoud blijven we regelen zoals we dat al decennialang hebben gedaan. Ook zal iedereen zijn netwerk nog eens raadplegen om stukken uit onze geschiedenis boven water te krijgen.”
Het wad werd stukje bij beetje bedijkt
Eeuwenlang schoof de Friese waddenkust door landaanwinning geleidelijk op naar het noorden. Kustbewoners, later de overheid, legden in de slikken rijsdammen aan waartussen slib kon bezinken. Via greppels en sloten werd het nieuwe land ontwaterd. Op den duur volgde bedijking. Maar in de tweede helft van de vorige eeuw besloot de overheid te stoppen met de landaanwinningswerken. In de jaren 70 en 80 woedde er een nationale discussie over de toekomst van 4000 hectare buitendijkse gronden ten noorden van de huidige gemeenten Het Bildt en Ferwerderadiel. De Friese zeedijk moest op deltahoogte worden gebracht. De boeren, die de grond in gebruik en deels in eigendom hadden, wilden dat de zeewering een paar kilometer naar zee toe werd verlegd, natuurbeschermers wilden dat de Waddenzee er vrij spel had. Uiteindelijk wonnen de laatsten. Tegenwoordig is het grootste deel van het gebied in handen van de Friese landschapsorganisatie It Fryske Gea.