België reageert met gemengde gevoelens op inzet paracommando’s
De terreurdreiging in België is hoog. Zwaarbewapende paracommando’s patrouilleren op straat. Machinegeweer in de aanslag. Het publiek reageert met gemengde gevoelens. „Zijn we niet bezig ons eigen doelwit te creëren?”

Een koude wind waait over het plein bij het stadhuis in Antwerpen. Agenten ijsberen voor de ingangen van het monumentale gebouw. Drie aan de voorkant, drie aan de achterkant. Busje voor de deur. Een agent wapent zich met sjaal en handschoenen tegen de vrieskou.
De situatie is een tikje gespannen. De bewakers reageren nerveus als een verslaggever –handen in z’n zakken tegen de kou– een praatje aanknoopt. „Laat je handen zien”, commandeert de agent, wapen in de aanslag. De witte letters –”politie”– steken schril af tegen zijn donkerblauwe kogelwerende vest.
In de Joodse wijk, aan de achterkant van het centraal station, patrouilleren paracommando’s van het 3e Bataljon Parachutisten uit Tielen. Overal hetzelfde beeld. Vinger aan de trekker. Aan de rand van Diamantbuurt, voor het politiebureau tegenover het stadspark, staan vier legertrucks. Agenten bewaken in roosters van twaalf uur per dag –„nee, niet extra betaald”– het bureau met MP5-machinepistolen. „We hebben leukere tijden gehad.”
Op scherp
Frankrijk en België staan op scherp. Na de bloedige terreuraanslagen van twee weken geleden in Parijs (zeventien doden) en de antiterreuractie van vorige week in Verviers (twee doden), nemen de autoriteiten geen enkel risico. Frankrijk zet 10.000 militairen in, België 300. Verspreid over het land.
In België laat de regering van premier Charles Michel vijftien gevoelige locaties in de grote steden bewaken door zwaarbewapende paracommando’s. In Brussel, Antwerpen, Verviers patrouilleren militairen sinds vorige week zaterdag op straat. Voor het eerst in dertig jaar.
Burgemeester De Wever van Antwerpen verwelkomt de vechtjassen. „We zijn dit in ons land niet gewoon. Ik denk dat het even schrikken is, maar het went snel. Eén ding primeert: meer veiligheid garanderen.”
Niet iedereen is enthousiast. „Ik voel me veel minder veilig met al die militairen op straat. Zijn we niet bezig ons eigen doelwit te creëren?” zegt Nelly (25), woonachtig tussen een handvol Joodse scholen aan de achterkant van het centraal station in Antwerpen.
Voor een school posten militairen, op het station surveilleren agenten. Vuistvuurwapen op de heup, automatisch wapen op de borst. „Best eng al die gigantische machinegeweren”, zegt Nelly eerlijk. Bang voor een aanslag is ze echter niet.
Alma Diamond (25) voelt zich niet onveilig op straat. „Ik kom uit Zuid-Afrika. Dus ik ben wel wat gewend”, zegt de student rechten. Inzet van het leger vindt ze een beetje overdreven. Student Larah Lamproye (20) denkt dat aanwezigheid van militairen beperkt zin heeft. „Ge kunt toch niet op elk hoekse een soldaat zetten?”
Begrafenis
De Joodse gemeente Shomre Hadas, in een zijstraat van de Jacob Jacobsstraat, neemt afscheid van een overledene. Tientallen mannen drommen rond de lichtgrijze begrafenisauto. Twee paracommando’s en vier agenten bewaken de stoet. Spiedend.
Tandarts Mantel (75) –zwarte hoed, zwarte jas– kijkt bedroefd toe. „Toch voel ik me niet minder veilig dan vroeger”, verklaart hij, terwijl de Kia-lijkwagen langzaam wegrijdt. „Vergeleken met andere landen valt het in België nog mee. In Frankrijk is de situatie veel ernstiger.”
De begrafenisauto verdwijnt om de hoek. De para’s nemen hun post weer in. De Joodse tandarts glimlacht minzaam. „Als we zo veel militairen voor een synagoge plaatsen, zeggen we dan niet tegen terroristen: Hier bevindt zich een synagoge?”
Vertrek uit België overweegt de tandarts niet. Ook niet na de geste van premier Netanyahu, die Joden in Europa na ‘Parijs’ een veilig thuis in Israël aanbood. Dezelfde minzame glimlach: „Allemaal politiek. Komedie en politiek.”
Een ander lid van Shomre Hadas –„noem me maar Moshe”– reageert in dezelfde bewoordingen. „Ik vertrek zeker niet naar Israël. Daar is het veel onveiliger dan hier.” Hij maakt een maaiende schietbeweging. „Militairen kunnen ons uiteindelijk niet beschermen, wapens zullen ons niet baten. God, alleen God kan ons helpen. Hij beschermt ons.”
De grootschalige inzet van het leger –op kosten van de Belgische belastingbetaler– heeft volgens hem een gevaarlijke keerzijde. „Bij niet-Joodse Belgen kan een houding ontstaan van: laat die Joden maken dat ze hier wegkomen.”
Rebelleren
Antwerpen telt pakweg 510.000 inwoners en 170 nationaliteiten. Nederlanders, Marokkanen en Turken vormen de grootste groepen buitenlanders. En sinds enkele jaren Polen. „Moslims leveren het vaakst problemen op”, zegt expediteur Pascal (46) voor het stadhuis. „Allochtonen rebelleren meer dan Belgen.”
De Joodse gemeenschap neemt een grote plaats in Antwerpen in. ”Joods Antwerpen”, een wijk op loopafstand van het centraal station, telt zo’n 20.000 vooral chassidische Joden en tientallen Joodse scholen. Orthodoxe Joden kleuren het straatbeeld. Zwart-wit. Op straat, bij de bushalte, in het park. Ideaal doelwit voor jihadisten.
Niet voor niets richt de zwaarste bewaking van de stad zich op de Joodse gemeenschap. Agenten nemen stadhuis en station voor hun rekening, paracommando’s de Joodse wijk. De inzet is enigszins arbitrair. Het stadhuis wordt bewaakt, de stadsfeestzaal dan weer niet.
De synagoge van Machsike Hadass aan de Oostenstraat oogt massief. Brede muren, smalle ramen. Om het bedehuis staat een smeedijzeren hekwerk met goudkleurige davidssterren. Camera’s op de gevel. Een zwaar rolluik sluit de deuropening af.
Twee straten verderop staat het zoveelste schooltje. Jonge meisjes wuiven naar twee paracommando’s voor de deur. Ook de eigen Joodse veiligheidsdienst houdt een oogje in het zeil.
Overdreven
De Antwerpenaren lijken niet wakker te liggen van de dreiging van terreuraanslagen. „Beetje overdreven”, vindt Pascal van onder een dikke gebreide muts. „We zijn dit niet zo gewend, hè? Het geeft een akelig gevoel, al die geweren in de stad. Een oorlogsgevoel.”
Ze past haar gedrag na ‘Parijs’ en ‘Verviers’ aan. „Ge loopt toch een stapske rapper en vermijd gevaarlijke plaatsen. Vooral op het station, hè? Daar is het risico groter. Misschien kan ik morgen maar beter de wagen nemen in plaats van de trein.”
De aanwezigheid van leger en politie kan een aanslag niet voorkomen, verzekert ze. „Hoelang moet ge dit volhouden? Terroristen kunnen ook een week na het beëindigen van de inzet toeslaan. Of over vier maanden.”
John –grijze haren, zwarte bril– ziet al helemaal geen heil in de gewapende aanpak. „Beneden alle peil. De dreiging wordt een beetje opgezwengeld. Voila, Verviers is een losstaand geval, dat ge niet op de rest van het land moet projecteren.”
Volgens de „bezorgde burger” –ook al geen achternaam– moet de overheid de hand in eigen boezem steken. De afschaffing van de „pleinhoekwerkers” voor „loslopend wild” eist nu haar tol. Deze jongerenwerkers onder allochtonen wisten altijd precies waar de problemen lagen, legt hij uit. „De autoriteiten weten perfect wie jihadist is, maar niemand durft hen aan te pakken.”
De zestiger, woonachtig aan de rand van de Diamantwijk, maakt zich meer zorgen om criminaliteit dan over de terreurdreiging. Hij somt op: „In vijf jaar tijd zijn bij ons zeven fietsen gestolen. Voor 50 euro kunt ge hier een stripske heroïne krijgen. De Mohammeds van 10, 12 jaar hangen hier om elf, twaalf uur ’s nachts nog op straat rond. Geen enkel toezicht, dat is toch vragen om problemen.”
Niet overbodig
De inzet van militairen op straat is niet overbodig, vindt oud-politieagent Arie van Setten uit Merksem, nu werkzaam als evangelist bij De Bron, de evangelisatiepost van de Gereformeerde Gemeenten in het voorstadje van Antwerpen. „Belgische kranten schrijven dat een volgende aanslag in Antwerpen plaatsvindt. De overheid kan daarom niet niks doen. Er gaat een afschrikwekkend effect van die militairen uit.”
De overheid steekt volgens Van Setten niet voor niets zo veel geld in de inzet van paracommando’s. „De inlichtingendiensten weten veel meer dan de gemiddelde burger, dat blijkt wel uit de antiterreuractie in Verviers. Inlichtingendiensten doen heel belangrijk werk. Proactief. De overheid zou deze diensten meer geld en meer bevoegdheden moeten geven.”
Tegelijkertijd wijst de oud-politieman, onder andere actief geweest bij de bewaking van ambassades in Den Haag, erop dat de inzet van het leger „relatieve veiligheid” oplevert. „De aanslag in Parijs heeft geleerd dat een aanslag niet is te voorkomen. Het lastige is dat militairen zichtbaar zijn voor terroristen. Andersom kan een militair niet zien wie zijn tegenstander is.”
De terreuraanslagen drukken België met de neus op de feiten. „Aanslagen leken altijd ver weg, in Syrië. Nu is het in Frankrijk, in ons werelddeel en onlangs in eigen land, in het Joods Museum in Brussel. Het is niet meer ver van ons bed.” De evangelist zegt in het dagelijks leven rekening te houden met de terreurdreiging. „Je bent alert, bijvoorbeeld op het station en bij groepen mensen. Verder let ik in mijn werk meer op hoe ik dingen verwoord.”
De evangelist verbaast zich niet over de toename van geweld. „Vrijheid is niet gewoon, vrijheid is een zegen. Het is niet normaal dat wij zomaar naar de kerk en naar school kunnen gaan. De Bijbel zegt dat christenen in de wereld verdrukking zullen hebben. Daar moeten we dan ook niet vreemd van opkijken. Zijn we nog wel herkenbaar als christen? Er zou weleens een eind kunnen komen aan onze comfortabele positie, waarbij we in vrijheid ons geloof kunnen beleven. Dat hoeft niet verkeerd te zijn, maar het is goed dat we ons daarop bezinnen.”
Paracommando’s op scherp
Paracommando’s staan paraat in de Joodse wijk in Antwerpen. Bordeauxrode baret op het hoofd, scherfvest om het lijf.
België zet 300 zwaarbewapende paracommando’s in voor de bewaking van terreurgevoelige locaties in grote steden. Twee paracommando’s in de Jacob Jacobsstraat zijn op alles voorbereid. Five-seveN-pistool en FNC-karabijn onder handbereik.
De militairen staan hun mannetje – mede dankzij een loodzware opleiding tot commando, aangevuld met een parachutistentraining. „Van de vijftig man halen er twee de eindstreep.” De rode baret heeft in tien jaar tijd twee uitzendingen achter z’n kiezen: Kosovo (2008) en Afghanistan (2010). Inzet op straat is nieuw.
De paracommando’s krijgen tijdens hun briefing duidelijke geweldsinstructies mee. „We mogen geweld gebruiken als we zelf of de te beveiligen personen gevaar lopen. We proberen echter altijd eerst verbaal op te treden. Dodelijk geweld is de laatste optie.” Een afweging die soms in een fractie van een seconde gemaakt moet worden. „We zijn daarop getraind.”
De vechtjassen krijgen een klein wapenarsenaal mee: telescopische gummiknuppel, pepperspray, vuistvuurwapen en karabijn. „Genoeg materiaal om op een deftige manier tussen te komen”, zegt de militair op z’n Belgisch.
De bewapening van de militairen is aanzienlijk zwaarder dan van de politie. Agenten opereren met een MP5-machinepistool van 9 mm, militairen met een FNC-karabijn, kaliber 5,56x45 mm. „Het politiewapen is bedoeld om mensen te stoppen, ons wapentuig om tegenstanders uit te schakelen of te doden.”
De paracommando houdt zijn vinger doorlopend aan de trekker. Hij grijnst. „Ervaring uit Afghanistan.” De militairen kunnen hun karabijn ”automatisch” gebruiken. „Hier schieten we eventueel alleen gericht. Automatisch kan niet in deze smalle straatjes, met zo veel volk op de been. Kogels vliegen dan overal heen.”
‘Parijs’ heeft geleerd dat bewakers –hoe zwaarbewapend ook– bij een aanslag als eersten aan de beurt zijn. De militairen verblikken of verblozen niet. „Schrik heb ik niet, ik lig er niet wakker van. Wij zijn hiervoor opgeleid.”
De manschappen zijn „voortdurend alert” en „constant gefocust” op gevaar. Ze vinden hun optreden wel „plezant.” Het publiek reageert overwegend positief. „Passanten appreciëren het wel, dat doet deugd. Alleen oude vrouwtjes krijgen de schrik van hun leven als ze ons zien.”
Aanpak in Nederland
Nederland kiest op dit moment niet voor de inzet van militairen tegen terreurdreiging. Het kabinet is ook niet van plan extra maatregelen te nemen.
De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) houdt in Nederland de situatie nauwlettend in de gaten. De NCTV maakt elk kwartaal een dreigingsanalyse, waarmee wordt aangegeven hoe groot de kans op een aanslag is.
Speciale antiterreureenheden van leger en politie staan dag en nacht paraat. Operaties vinden plaats onder leiding van de Dienst Speciale Interventies (DSI), die verschillende zelfstandige eenheden kan inzetten.
Arrestatieteams (AT) van politie en marechaussee treden op in omstandigheden waarin de inzet van ‘gewone’ agenten niet toereikend is. De Unit Interventie (UI) wordt ingezet bij kleinschalige antiterreuroperaties. De Unit Interventie Mariniers (UIM) opereert in het hoogste spectrum van terreur en bij grootschalige antiterreuracties.