Martelaar Hieronymus van Praag zong luid bij gerechtsplaats
Sinds de kruisiging van de Heere Jezus zijn enkele tientallen miljoenen christenen martelaar geworden omwille van hun geloof. Over wie gaat het? Vandaag Hieronymus van Praag.

Hieronymus van Praag (1379-1416) is een volgeling van de vroege reformator Johannus Hus (1370-1415). Moedig reist hij in 1415 naar Konstanz (nu Zuid-Duitsland) om voor zijn leermeester te pleiten. Als hij merkt dat de tegenstanders ook hem willen vastzetten, reist hij terug naar Bohemen (nu Hongarije), maar onderweg wordt hij toch opgepakt.
In de gevangenis wordt Hieronymus wreed behandeld. Hij leeft in een donkere cel, op water en brood. Hij houdt het niet vol. Hij herroept. Maar als hij dat officieel moet doen, tijdens een kerkvergadering in Konstanz op 25 mei 1416, ziet hij er toch van af. Dan is hij vurig in het geloof: „Ik betuig heden voor mijn God en Heere en voor u allen dat ik mij aan geen ketterij of valse leringen schuldig ken, want ik geloof van harte in de artikelen van het heilige, algemene christelijke geloof. (…) En al voorzie ik dat u mij doden zult, kan ik toch de waarheid niet verloochenen, en beveel mijn zaak aan God mijn Heere; Zijn wil geschiede op aarde en in de hemel, amen.”
De geestelijken reageren met harde woorden: Hieronymus van Praag wordt afgesneden als een verrotte en dorre tak van de boom. Hij krijgt een kroon op die rondom met duivels is beschilderd. Hij ziet het als een eer: „Toen mijn Heere Jezus Christus voor mij, ellendig mens, zou sterven, droeg Hij op Zijn hoofd een veel zwaardere doornenkroon.”
Op 30 mei 1416 wordt Hieronymus naar de gerechtsplaats gebracht. Hij zingt luid. Bij de paal waar het doodvonnis zal worden voltrokken, bidt hij nog een keer. En terwijl de beul het hout schikt, zingt Hieronymus een lofzang over Pasen, een lied over de overwinning van de dood over het graf.
Voordat de vlammen opstijgen, spreekt hij de omstanders toe. Tegen de beul die het vuur achter hem wil aansteken, zegt hij: „Kom hier en steek het vuur voor mijn ogen aan, want indien ik voor het vuur bevreesd zou zijn geweest, zou ik op deze plaats, die ik wel had kunnen vermijden, niet gekomen zijn.” Dan roept hij met luide stem: Heere, in Uw handen beveel ik mijn Geest.”
Biddend sterft hij. Het hoopje as dat overblijft, wordt in de Rijn gestrooid. Alsof zijn naam daarmee uit de geschiedenis kan worden weggespoeld.
Martelaren is een wekelijkse rubriek over mensen die leden en stierven vanwege hun christelijk geloof.