Buitenland

Onderzoekscommissie is tactische manoeuvre van Bush

„Het blijkt dat wij het allemaal bij het verkeerde eind hadden en dat geldt ook voor mijzelf”, verklaarde David Kay vorige week tegenover de defensiecommissie van de Senaat in Washington. Kay werd door de regering-Bush naar Irak gestuurd als chef van een team van 1400 wapeninspecteurs. Dat moest de massavernietigings-

wapens vinden die het belangrijkste argument vormden voor de Amerikaans-Britse invasie.

Van onze correspondent
2 February 2004 11:26Gewijzigd op 14 November 2020 00:55

Tien dagen geleden stapte Kay op, „om persoonlijke redenen” maar ook omdat de zoektocht niets heeft opgeleverd. Hij pleitte voor de Senaatscommissie voor een onafhankelijk onderzoek naar de oorzaken van deze zoveelste miskleun van de Amerikaanse inlichtingendiensten. Die hadden de kernproeven van India en Pakistan niet zien aankomen. Zij misten de septemberaanslagen in 2001. Zij beschuldigden Saddam Hussein van het bezitten van wapens die er niet (meer) waren, maar hadden niet in de gaten dat Iran en Libië veel verder waren met hun kernwapenprogramma’s dan men dacht. En wanneer het gaat over de kernwapencapaciteit van Noord-Korea tasten deze diensten nog steeds in het duister.

President Bush’ partijgenoot Pat Roberts, voorzitter van de inlichtingencommissie van de Senaat, sprak van een „kolossale blunder.” Hij zei zich niet te verzetten tegen een onafhankelijk onderzoek, maar volgens Witte-Huiswoordvoerder Scott McLellan was het daarvoor te vroeg. Hij benadrukte dat de regering eerst het werk van het Amerikaanse onderzoeksteam in Irak -nu onder leiding van Kays opvolger Charles Duelfer- wilde afwachten voordat er verdere conclusies werden getrokken. Nationaal veiligheidsadviseur Condoleezza Rice erkende dat er misschien fouten waren gemaakt, maar ook zij pleitte voor geduld.

Dat standpunt bleek de afgelopen dagen echter niet houdbaar meer. Van Democratische kant werd de Republikeinse regering scherp onder vuur genomen. „Er moet niet alleen onderzocht worden waarom de inlichtingendiensten er zo ver naast zaten, maar ook moet onderzocht worden of de regering-Bush het inlichtingenmateriaal dat tot haar beschikking stond heeft gemanipuleerd om een oorlog tegen Irak te rechtvaardigen”, aldus senator Jay Rockefeller, Democratisch lid van de inlichtingencommissie van de Senaat.

Hij wijst er verder op dat de regering zich nooit kan verschuilen achter fouten van de inlichtingendiensten. „Politiek leiders horen kritische vragen te stellen bij het inlichtingenmateriaal dat hun gepresenteerd wordt en dat alleen hulpmiddel voor hun beslissingen kan zijn. Zij blijven verantwoordelijk voor de eindbeslissing. En als zij de inlichtingen gemanipuleerd hebben voor die eindbeslissing, dan hebben zij zich schuldig gemaakt aan politiek bedrog”, aldus Rockefeller.

Een diepgaand onderzoek naar dit laatste aspect is nu precies wat president Bush wil voorkomen, want bij zo’n onderzoek kunnen zaken aan het licht komen die zijn Democratische tegenstanders tijdens dit verkiezingsjaar tegen hem kunnen gebruiken. Daarom besloot hij om per presidentieel besluit een onderzoekscommissie te benoemen die zich in brede zin zal bezighouden met het functioneren van de inlichtingendiensten „in het kader van de uitdagingen van de 21e eeuw.” Geen onderzoek naar politieke manipulatie dus en bovendien een onderzoek in brede zin waarvan de conclusies pas over een jaar of misschien nog later te verwachten zijn.

„Geen conclusies dus voor de verkiezingen. Daarmee kan de president alle aanvallen van critici afwenden”, aldus politiek analist Michael O’Hanlon van het Brookings Research Instituut in Washington. „Bush zal erop wijzen dat de zaak hem ter harte gaat en dat hij daarom opdracht tot een onderzoek heeft gegeven, maar hij zal de critici manen tot geduld totdat de commissie van wijzen met bevindingen en aanbevelingen komt. En die bevindingen komen zeker niet meer voor de verkiezingen”, verzekert O’Hanlon. Als dit inderdaad zo werkt, dan is één politiek probleem voor de president voorlopig geneutraliseerd.

Een ander probleem vormen de inlichtingendiensten zelf. Een onderzoek dat zich uitsluitend richt op het functioneren van de inlichtingendiensten brengt het gevaar met zich mee dat die alle verantwoordelijkheid voor de „kolossale blunder” krijgen toegeschoven. Het is niet ondenkbaar dat de inlichtingengemeenschap zich daartegen zal verdedigen door gericht te lekken naar pers en media, zoals dat ook gebeurde bij de controverse rond de vermeende aankoop door Saddam Hussein van nucleair materiaal in Afrika. Een beschuldiging die president Bush vorig jaar in zijn State of the Union opnam, ondanks het feit dat de CIA er vraagtekens bij zette.

Door diverse lekken werd later duidelijk dat het Witte Huis die reserves terzijde had geschoven om het argument voor militair optreden tegen Irak kracht bij te zetten. Heeft Washington de informatie over Irak in brede zin ook gemanipuleerd? Volgens Condoleezza Rice is dat niet het geval. Zij wees er vorige week op dat de mening dat Saddam over verboden wapensystemen beschikte werd gedeeld door alle internationale inlichtingendiensten. Dat klopt wel voor de Britse dienst MI6, maar niet voor de Franse en de Russische inlichtingendiensten. President Jacques Chirac verklaarde vorig jaar maart tegenover CNN dat Frankrijk niet over concrete aanwijzingen beschikte dat Saddam verboden wapens had. Zijn Russische collega Vladimir Poetin zei hetzelfde al in oktober 2002.

Dat was de tijd waarin de Amerikanen juist agressievere verklaringen tegenover Irak begonnen af te leggen. De aanval werd geopend door vice-president Dick Cheney, die toen verklaarde „dat er geen twijfel over bestaat dat Saddam Hussein over massavernietigingswapens beschikt.” Was de regering het slachtoffer van verkeerde informatie van de inlichtingendiensten? Joseph Cirincione van het gerespecteerde instituut Carnegie Endowment for International Peace heeft daar zijn twijfels over. Het instituut heeft een uitgebreid onderzoek gedaan naar het inlichtingenmateriaal over Irak in de afgelopen jaren. Het kwam tot de conclusie dat tot het voorjaar van 2002 de algemene mening was dat er geen concrete aanwijzingen waren dat Irak beschikte over een geloofwaardige biologische, chemische of nucleaire wapencapaciteit.

Maar in de loop van de zomer van 2002 werden de inlichtingenrapporten alarmerender. In het roemruchte ”National Intelligence Estimate” (Nationaal Inlichtingenoverzicht) van de inlichtingendienst CIA van oktober 2002 werd zelfs verklaard „dat Bagdads kernwapenprogramma op volle toeren loopt.” Een conclusie die volgens de CIA was gebaseerd op „inlichtingen van hoge geloofwaardigheid.” Het was dit rapport dat de regering-Bush gebruikte om het Congres te overtuigen van de noodzaak van militair optreden tegen Irak. Volgens Cirincione is het niet onmogelijk dat de CIA tot gemelde conclusie kwam omdat de politieke bazen die nodig hadden voor hun politieke argumentatie. Of de waarheid ooit aan het licht komt, is de vraag. En dat geldt ook voor de vraag of er iets zal veranderen in de Amerikaanse inlichtingenstructuur. „Onze inlichtingendiensten misten de septemberaanslagen volledig. Een parlementaire commissie kwam naderhand met tal van aanbevelingen, waarvan tot nu toe niets is terechtgekomen. Men kan alleen maar hopen dat er dit keer beter geluisterd wordt”, aldus Michael O’Hanlon van het Brookings Research Instituut.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer