Op bezoek bij de laatste Joden in Birma
Het is een land met slechts twintig Joden. Moses Samuel en zijn zoon Sammy doen er alles aan om de erfenis van het Joodse volk in Birma (Myanmar) te behouden. „Het doet weleens pijn om slechts samen de sabbatskaarsen aan te steken.”
Wie de synagoge van Rangoon zoekt, zal waarschijnlijk twee keer op de stadsplattegrond kijken of hij wel goed zit in dat stoffige straatje Twentysix. Tussen de minaretten en de Indiase ijzerwinkeltjes, midden in de moslimwijk van Rangoon, valt de blauwe davidsster van de Musmeah Yeshua Synagogue niet gelijk op.
Als de juiste weg is gevonden, is het Joodse gebedshuis al snel bereikt. Daar ergens binnen, op een bankje, zitten twee jonge vrouwen uit Israël. Beiden hebben ze een oud religieus boekwerk vast waar ze wat in bladeren. De vrouwen zijn net terug in de voormalige hoofdstad van Birma na een rondreis door het land. Drie weken geleden begonnen ze hun reis in de synagoge, nu eindigen ze hem hier. Even later zullen ze samen met koster Moses Samuel de kaarsen aansteken om de sabbat in te luiden. Het is halfzeven vrijdagavond, het begin van het Joodse weekend.
Het zijn niet veel sabbatskaarsen die deze vrijdag in Birma ontbranden. Dat was vroeger wel anders, toen kende het land een bloeiende Joodse gemeenschap. De geschiedenis van de Joden in het land gaat terug tot de 19e eeuw, toen Joden uit India en Bagdad naar Birma verhuisden. Sinds die tijd groeide de Joodse gemeenschap gestaag, tot ze met 3000 leden een hoogtepunt bereikte.
Japanners
Net als in andere landen ging het de Joden in Birma jarenlang voor de wind. Ze dreven handel met Irak en andere landen in het Midden-Oosten en het waren bijvoorbeeld de broers Cohen die Coca-Cola naar het land haalden. Het leven was goed, totdat in 1942 de Japanners in Birma kwamen. Zij beschuldigden de Joden ervan te spioneren voor en samen te werken met de Britten. De synagoge ging twee maanden dicht en vele Joden verlieten het land, terug naar India, Amerika of Engeland. Na de Tweede Wereldoorlog waren er nog maar zo’n 500 Joden aanwezig in Birma.
Toen in 1952 echter de militairen aan de macht kwamen en de Joden hun zaken verplicht over moesten dragen aan de Birmezen, zag het grootste deel van de overgebleven Joden geen toekomst meer in het land en vertrok. En nu zijn er nog maar twintig Joden over. Allen 40-plus, vrijwel allen weinig religieus.
Allen, behalve Moses Samuel, de man die zijn dagen als koster slijt in het Joodse gebedshuis. Behalve ook zijn zoon Sammy, die na een studie in New York terugkeerde naar zijn vaderland om het laatste Joodse leven in Birma bekendheid te geven bij de buitenwereld.
Uitgestorven
Sammy Samuel werkt vanuit zijn kantoortje, een paar straten van de synagoge verwijderd. Dat is praktisch, want vader Moses is vaak in het gebedshuis te vinden. Dat hij daarin een van de weinigen is, vindt hij zelf erg jammer. „Soms is het behoorlijk deprimerend dat het hier zo uitgestorven is. Voor mij is het nog lastiger dan voor mijn vader; ik heb in Amerika gestudeerd en ken het actieve Joodse leven uit New York. Met 33 jaar ben ik de jongste hier, onder mij is er gewoon helemaal niemand.”
Ondanks zijn eigen gevoelens bij de kleine gemeenschap, is het leven van de overgebleven Joden vreedzaam. Problemen met de moslimburen zijn er niet, die bieden zelfs regelmatig hun hulp aan in de synagoge. „Als het Palestijns-Israëlische conflict weer eens opvlamt, zijn er hier geen problemen”, vertelt Sammy Samuel. „Maar dat komt vast ook doordat de mensen vrij weinig kranten lezen”, knipoogt hij.
Minderheden
Ondanks de vreedzame rust die de Joden in Birma kennen, maakt Sammy Samuel zich wel zorgen over de toekomst. Allereerst is het spannend hoe de politieke situatie in het land zich zal ontwikkelen. Zal Birma zich verder openstellen voor de buitenwereld? Of zullen de sinds 2012 verworven vrijheden weer worden teruggedraaid?
Een ander punt van zorg bij Birmese minderheden vormen de wetten die recentelijk ingediend zijn en die, als ze aangenomen worden, het leven van minderheden in het land behoorlijk op z’n kop zal zetten. Mochten de wetsvoorstellen geaccepteerd worden, dan mogen minderheden bijvoorbeeld niet meer zomaar trouwen met iemand van een andere godsdienst. Dan mogen de Birmezen nog maximaal twee kinderen krijgen en een speciaal ingesteld comité zal over de bewegingsruimte van godsdienstige minderheden beslissen.
Sammy Samuel maakt zich niet zozeer zorgen over de wetsvoorstellen, hij houdt zich meer bezig met de haat die hij soms tegenkomt op sociale media. „De jonge generatie verandert, die houdt zich meer en meer bezig met het nieuws. Dat is nieuw, oudere generaties deden dat niet. Ik zie op Facebook regelmatig bewerkte foto’s langskomen die in Gaza genomen zouden zijn en waaronder dan allerlei foute commentaren staan. Dit maakt me een beetje bang, je kunt de online gemeenschap niet onder controle houden.” Samuel erkent dat er op straat en bij de synagoge geen problemen met Joden zijn, maar op Facebook ziet hij dat de haat zich elke dag breder verspreidt. „Als gemeenschap moeten we daar de dialoog over aangaan. Anders hebben we over een paar jaar een groot probleem.”
Ondernemer
Terwijl een vijftiental vrouwelijke Birmezen achter hem telefoontjes beantwoordt, schakelt Sammy Samuel van eventuele toekomstige bedreigingen terug naar het heden. Gepassioneerd vertelt hij hoe zijn bedrijfje Myanmar Shalom Travels van een klein eenpersoonsbedrijf uitgroeide tot een organisatie die reizen in Birma organiseert. Het is het enige voordeel van zo weinig Joden in het land: als ondernemer heeft Sammy Samuel veel kansen en weinig concurrentie te duchten.
De Joodse toeristen die hij via zijn reisorganisatie ontmoet, leidt hij standaard langs de synagoge, waar zijn vader, een gerespecteerd man in Rangoon, zich graag onderhoudt met de bezoekers. „Het is goed voor ons om contact met de buitenwereld te hebben. Voor een minjan, een Joodse dienst, zijn tien Joodse mannen nodig. Als er genoeg Joodse toeristen zijn, kunnen we dus een dienst beleggen. Helaas gebeurt dat niet zo vaak. Het doet weleens pijn om slechts samen de sabbatskaarsen aan te kunnen steken.”
Buitenwereld
Juist vanwege het kleine aantal Joden in Birma genieten Moses en Sammy Samuel van het contact met de buitenwereld. Zoals met de twee meiden uit Israël bijvoorbeeld, of met een Joodse reiziger uit Amerika, die deze vrijdagavond ook een kijkje komt nemen in het gebedshuis. „Ik heb u al eens eerder ontmoet”, glimlacht de man naar Moses Samuel. „In 1989, toen ik hier voor mijn werk was. Toen was het echter te gevaarlijk om kennis te maken, het zou niet goed voor u zijn geweest om met een buitenlander in contact te treden. Fijn dat ik me alsnog kan voorstellen.” Moses Samuel lacht en schudt de man de hand.
Tot een paar jaar geleden was open contact met toeristen onmogelijk, gevaarlijk zelfs. Nu Birma zich langzaam opent, heeft de familie Samuel meer mogelijkheden om geloofsgenoten te treffen. „We hopen dat dit zo blijft. Ondanks de zorgen die we hebben, hopen we dat onze gemeenschap in de toekomst weer gaat groeien. Dat we misschien nog wel Joden uit andere landen aantrekken. Dat zou werkelijk mooi zijn.”