Zendingsveteraan Truus Ringelberg over haar arbeid in Afrika
Ze werkte voor zes zendingsorganisaties van verschillende kerkelijke kleur. Die was voor Truus Ringelberg van ondergeschikte betekenis. „Dat Zijn huis vol worde, daar gaat het uiteindelijk om. Het is altijd mijn diepste verlangen geweest daarvoor gebruikt te mogen worden.”
De nacht heeft ze onverwacht doorgebracht in een hotel in Nairobi, vanwege vertraging van het vliegtuig. Ruim twaalf uur later dan gepland arriveert zendingszuster Truus Ringelberg (66) uitgeput in haar appartement in Urk. Tien minuten voor het afgesproken interview, maar van doorschuiven van het gesprek wil ze niet weten. In een makkelijke stoel blikt ze terug op een bewogen leven, met het zicht op haar belijdenistekst die aan de wand hangt: „En nu, wat verwacht ik, o Heere! Mijn hoop, die is op U.”
Wat betekent het om na bijna veertig jaar een loopbaan in de zending af te ronden?
„Dat doe je niet zomaar. Ik heb gebeden om een opvolger en die is er gekomen. Dat gaf me een diepe vrede en de innerlijke overtuiging dat ik de stap nu mocht en moest nemen. Met een gerust hart laat ik het werk aan Bep Klok over.”
Zag u ertegen op om terug te keren?
„In sommige opzichten wel. Een belangrijk deel van mijn leven ligt in Afrika. Dat raak je niet kwijt, maar ik hoop dat er ook hier nog wat voor me te doen is, al weet ik niet waar. Als de Heere het maar weet. In ieder geval voel ik me nog te goed om uit het raam te gaan zitten kijken.”
Wat is voor u de charme van Afrika?
„Het pure van de mensen. Je kunt daar jezelf zijn. Niet dat ik hier met een masker op ga lopen, maar ik heb het idee dat veel anderen dat wel doen. Afrikanen leven nog dicht bij de natuur, dat geeft een oorspronkelijker gedrag. En de mensen zijn er veel ontvankelijker voor het religieuze. Atheïsten kom je in Afrika niet tegen.”
Mevrouw Mijnders-van Woerden schreef een boek over „een kind uit donker Afrika.” Zo hebt u het continent niet ervaren?
„Wat is donker Afrika…? Je ontdekt daar wel hoezeer ons land is gestempeld door het christendom. Liegen en stelen worden hier gezien als verkeerd, in grote delen van Afrika als dom. Tenminste, als je wordt gesnapt.
Ik miste in Malawi ook het geestelijk onderwijs dat ik hier krijg. Bij de meeste voorgangers daar is de Bijbelkennis minimaal. In Nederland kun je overal naar een kerk waar een gedegen en Bijbelse boodschap wordt gebracht, hooguit moet je er even voor rijden. Het voorrecht daarvan wordt te weinig beseft. Door internet kun je tegenwoordig op afstand meeluisteren, maar dat is toch anders dan ter plekke de dienst meemaken. De tijd die me nog rest hoop ik daarvan te genieten.”
Wat bewoog u destijds om de zending in te gaan?
„Als kind las ik ”Een blanke vrouw onder de kannibalen. Christus-prediking in den Soedan”. Dat heeft een onuitwisbare indruk op me gemaakt. Vanaf dat moment ging het zendingsleven me trekken. Na de opleiding tot verpleegkundige in Zwolle heb ik in een bejaardentehuis van de Strict Baptists in Engeland en in een psychiatrisch ziekenhuis in het Schotse Inverness gewerkt. Om Engels te leren en voor de registratie in een Engels ziekenhuis. In Schotland leerde ik de Free Presbyterian Church kennen, waar ik me meteen thuis voelde.”
Werd het zendingsverlangen door uw ouders gestimuleerd?
„Dat kan ik niet zeggen. Mijn moeder is jong overleden. Met mijn vader heb ik pas over mijn plannen gesproken toen ik al bijna was aangenomen door de Rhodesia-zending. Hij keek er niet van op. Blijkbaar had hij toch iets aan me gemerkt. We hadden een heel goede band. Hij probeerde zowel vader als moeder voor ons te zijn.”
Veel naaste familieleden van u zijn tijdens uw jaren in Afrika overleden. Dat lijkt me aangrijpend.
„Dat is het ook, maar ik vind het bijzonder dat ik er alle keren bij was toen ze overleden. Een van mijn broers is de middag na mijn aankomst gestorven. Hij heeft echt op me gewacht. ’s Nachts vroeg hij steeds: „Wanneer komt Truus?” We hebben nog even met elkaar kunnen spreken voordat hij de laatste adem uitblies.”
In 1975 vertrok u naar het toenmalige Rhodesië. Voelde u zich in het bijzonder voor dit gebied geroepen?
„Wat is roeping? Ik bad om duidelijkheid over de weg die ik moest gaan en zag in het opengaan van deuren Gods leiding. Zo ben ik in kindertehuis Thembiso in Rhodesië terechtgekomen. Niet met een speciale tekst, wel met vrede in het hart.
Verpleegkundig werk was er in Thembiso niet veel te doen, maar dat vond ik geen bezwaar. Ik voelde me in de eerste plaats zendingswerkster en pas daarna verpleegster. Dat Zijn huis vol worde, daar gaat het uiteindelijk om. Het is altijd mijn diepste verlangen geweest daarvoor gebruikt te mogen worden, al kon ik ook genieten van het medische werk.”
Hoe hebt u de uitzenddienst beleefd?
„Als heel bijzonder. Sprekers waren ds. Uitslag van de vrije oud gereformeerde gemeente in Oldebroek, de oud gereformeerde ds. Wiltink en mijn eigen predikant, de christelijke gereformeerde ds. Baars, bij wie ik ook belijdenis heb gedaan. Hij sprak over mijn belijdenistekst. Die heeft veel voor me betekend. Toen ik voor de Gereformeerde Gemeenten ging werken, is me gevraagd of er opnieuw een uitzenddienst moest worden gehouden. Dat hoefde van mij niet. Ik ben in 1975 uitgezonden met een opdracht die voor mij altijd dezelfde is gebleven, ongeacht de organisatie waarvoor ik werkte.”
Zag u geestelijke vrucht op uw werk?
„Voor de meeste Afrikanen is naar de kerk gaan hetzelfde als christen zijn in de Bijbelse betekenis van het woord. Dat vond ik moeilijk. Gelukkig ontmoette ik ook mensen die in hun doen en laten levende brieven van Christus waren. Alle trappen en standen waarover we ons hier druk maken kenden ze niet, maar ze waren een beschamend voorbeeld door hun kinderlijk geloofsvertrouwen.
In Nigeria heeft de Zending van de Gereformeerde Gemeenten (ZGG) in het dorp waar ik woonde een kliniekje opgezet. Daar werden ook weeskinderen naartoe gebracht. Op het laatst waren het er meer dan twintig. Een jongetje dat voor het oog gezond binnenkwam, werd al snel ziek. De medicijnen die we hem gaven sloegen gelukkig aan, maar met kracht kwam in mijn hart: hem is een beter lot bereid. Die woorden keerden steeds terug. Na drie maanden van hoop en vrees is hij inderdaad overleden. Voor hem was dat niet erg. Ook het sterven van Celestina, een aidspatiëntje dat ik een jaar in huis heb gehad, zal ik nooit vergeten. Er is geen twijfel aan dat dit meisje goed is heengegaan.”
U kreeg ook te maken met spanningen en conflicten.
„Houd erover op… Sommige beschadigde verhoudingen zijn gelukkig helemaal hersteld. Daar ben ik bijzonder blij mee.”
Hoe komt het dat aan zending bijna per definitie conflicten zijn verbonden?
„Zendingswerkers zijn bezig aan de frontlinie. Dat weet satan ook. Hij doet er alles aan om verlies van zijn terrein te voorkomen. Een van zijn wapens is het veroorzaken van onenigheid: tussen de zendingsarbeiders en lokale medewerkers, binnen het zendingsteam of tussen de werkers en de zendende organisatie.”
Is die geestelijke verklaring de enige?
Lachend: „Ik heb weleens gezegd: „Arme satan.” We kunnen niet alles op zijn bord leggen. Ook sociologische factoren spelen een rol. In het verleden was de afstand een belangrijke oorzaak van conflicten, zeker als een gebied telefonisch niet bereikbaar was. Brieven deden er weken over, waardoor miscommunicatie voor de hand lag.
Daar komt bij dat je als zendingsteam in een heel klein kringetje leeft. Je collega’s zijn tegelijk je vrienden, maar het klikt niet altijd. Je hebt elkaar niet uitgezocht. Kun je hier matig met een collega overweg, dan ga je om vijf uur uit elkaar en kom je in een andere kring. Die neutraliserende factor is er op het zendingsveld niet. Je moet constant op je tenen lopen om het gezellig te houden. Dat lukt niet altijd, mede omdat zendingsmensen behalve zelfstandig ook verschrikkelijk eigenwijs zijn.”
Hebben de conflicten een domper op uw arbeidsvreugde gezet?
„In het ene land meer dan in het andere. De jaren waarin ik voor de Mbuma-zending in Kenia werkte, zijn het meest harmonieus verlopen. Ook daar was weleens een geschil, maar dat werd dan uitgepraat.”
Aan die jaren hebt u de beste herinneringen?
„Dat kan ik niet zeggen. Mijn eerste liefde ligt in Rhodesië. Later heb ik er nog een paar keer kortdurend gewerkt. Dan had ik het gevoel thuis te komen. Daarin speelt mee dat ik me zeer verbonden voel aan de Free Presbyterian Church, door de gastvrijheid die ik daar altijd heb ervaren en de heldere theologie. Ook op de laatste twee jaar in Malawi zie ik met vreugde terug. Ze vormen een gouden rand rond de zwarte bladzijde van de periode ervoor.”
Hebt u in Afrika meer oog gekregen voor de realiteit van het rijk van de duisternis?
„Absoluut. Ook in Nederland zijn duistere machten werkzaam, maar in Afrika is het occultisme met de cultuur verweven. De laatste jaren kwam ik geregeld in een huis met meisjes die beschuldigd waren van tovenarij. Een aantal wellicht ten onrechte, maar dat gold niet voor allemaal. Ik voelde de beklemming op me vallen als ik daar binnenkwam.
Tegen ons zeiden ze meer dan eens: „Jullie blanken zijn er ongevoelig voor.” Die stelling lijkt me niet juist. Het verschil is denk ik dat wij rationeler zijn. In Afrika gelooft bijna iedereen in tovenarij, ook binnen de kerken. Mensen die wisten dat een vloek over hen was uitgesproken, heb ik zien sterven van angst. Mogelijk door het verlies van alle levensmoed, maar het kwam ook voor dat zuigelingen zonder aantoonbare oorzaak overleden. Een baby beseft niet door iemand te zijn vervloekt. Voor de moeders stond het al vast dat het kind zou sterven. Hoe moet je dat zien? Ik durf er het laatste woord niet over te zeggen.”
Wat hebben al die jaren in de Afrikaanse cultuur met u persoonlijk gedaan?
„Het is lastig om dat bij jezelf vast te stellen. De levenswijze wordt een deel van jezelf, al ben ik ervan overtuig dat we als westerlingen de Afrikaanse ziel nooit echt gaan doorgronden. Hoewel ik het er heel goed heb gehad, bleef ik ten diepste een vreemdeling. Dat ben ik hier nu ook. Als ik de gesprekken aanhoor, denk ik vaak: Waar maken jullie je druk over? Om maar te zwijgen over het gedoe met die ellendige telefoontjes. Het gevaar is dat je in negativiteit vervalt. Daarom hoop ik te meer dat er nog iets zinvols op mijn weg komt.”
Versterkt het gevoel van vreemdelingschap het heimwee naar het vaderland boven?
„Ik wou dat ik dat meer had. Misschien hang ik te veel aan het leven… Ik geloof dat we, zolang we hier zijn, een taak hebben. Als ik mijn leven overzie, kan ik alleen maar zeggen: Eben-Haëzer: tot hiertoe heeft de Heere geholpen. ”Hitherto”, staat in de King James. Dat ziet niet alleen op de achterliggende tijd, maar ook op het toekomende. Dat vind ik zó mooi. Vertrouwend op Hem gaat het altijd goed.”
Levensloop Truus Ringelberg
Truus Ringelberg (1948) werd in 1975 door de Rhodesia-zending uitgezonden naar Bulawayo in Rhodesië (nu Zimbabwe). Ze werkte er in kindertehuis Thembiso. Van 1977 tot 1978 verrichtte ze voor de Gereformeerde Zendingsbond verpleegkundig werk in Kenia. In 1980 vertrok ze voor de Zending Gereformeerde Gemeenten naar Nigeria. Vanaf 1994 was ze in dienst van de Mbuma-zending. In 2006 vertrok ze voor Stéphanos naar een weeshuis in Malawi. De laatste jaren van haar zendingsloopbaan werkte ze voor Timetheos Foundation in Malawi. Truus Ringelberg is lid van de christelijke gereformeerde Pniëlkerk te Urk.