Binnenland

Werk is een wonder voor Wajonger Deborah

Werk. Dat is voor Deborah de Poorter (27) tegenwoordig een synoniem voor geluk. „Het allerliefst wilde ik naar een kantoor toe, met mijn broodtrommel, en om vijf uur thuiskomen van mijn werk.” Afgelopen jaar vond ze een betaalde baan, en voor iemand met een Wajonguitkering zou je dat een wonder kunnen noemen.

16 December 2014 20:21Gewijzigd op 15 November 2020 15:13
Deborah de Poorter. Foto Sjaak Verboom
Deborah de Poorter. Foto Sjaak Verboom

Het is een van de eerste woorden die ze laat vallen, in haar appartement in Breda waaruit ze binnenkort vertrekt omdat ze met haar vriend een huis heeft gekocht. „Het is een wonder dat ik werk heb. Of nee, dat toch niet.” Ze zet een pot koffie. Haar witte kat verstopt zich onder de bank; de andere kat komt een kopje geven. Het is in de namiddag, kaarsen branden in de vensterbank, de lucht achter het grote raam wordt langzaamaan donkerblauw.

Haar geordende woonkamer heeft iets geruststellends, en rust is wat Deborahs leven tegenwoordig typeert. Ze zorgt voor genoeg slaap, gezond eten, gaat hardlopen, vermijdt stressvolle relaties en schrapt afspraken als de agenda te vol wordt. „Als ik omval, ben ik degene die moet opstaan, dus moet ik zorgen dat ik niet val.” Ze wil kunnen werken.

Tegen haar 20e leefde Deborah als „één grote stoomtrein.” „Ik studeerde maatschappelijk werk en dienstverlening. Naast de studie had ik een bijbaan van veertig uur per week, en ik ging volop uit. Ik wilde de aardigste zijn, de liefste, en iedereen helpen. Maar intussen was ik heel erg op de vlucht voor problemen van thuis. Wat er gebeurde was dit: ik begon door mijn benen te zakken, viel flauw, kreeg epilepsieaanvallen. Maar ik wilde niet stoppen: niet met mijn studie, niet met mijn werk, niet met mijn leven.”

Gênant

Ze hield vol totdat ze zo’n twintig keer per dag flauwviel en het echt niet meer ging. Pas na een lange zoektocht werd duidelijk dat ze leed aan een conversiestoornis, een psychiatrische aandoening waarbij de hersenen lichamelijke functies gaan uitschakelen – bij extreme stress of na traumatische ervaringen bijvoorbeeld. In 2008-2009 werd ze voor tien maanden opgenomen in het Centrum voor Onverklaarde Lichamelijke Klachten (COLK) in Gorinchem.

Een arts van het UWV keurde haar af, voor 80 tot 100 procent. Deborah kreeg een Wajonguitkering. „Aan de ene kant was dat een opluchting: daardoor kreeg ik tenminste financiële veiligheid. Daar ben ik nog steeds dankbaar voor. Tegelijk vond ik het gênant, ik schaamde me. Ik kom uit Zeeuws-Vlaanderen, uit een cultuur van ”niet zeuren maar werken”. Het was vreselijk dat ik hulp nodig had. Het voelde alsof ik aan de zijlijn van de maatschappij was geplaatst.”

Wajonger zijn zorgt voor een zwaar stempel, zegt Deborah. „Het lijkt heel veel te zeggen over mij, het is alsof mensen nu onmiddellijk weten hoe ik ben, hoe alles zit. Wat niet zo is.” De afgelopen maanden stuitte ze op een ander gevolg van haar dossier: het was erg moeilijk om een hypotheek voor het nieuwe huis te krijgen.

Vechten

„Bedrijven zouden eens moeten weten hoeveel talent er is onder Wajongers, en hoe graag velen aan de slag zouden willen. Het is goed dat er herkeuringen komen.

Nadat ik in 2008 als Wajonger was bestempeld, maakte het niemand meer uit wat ik deed. Het UWV heeft me nooit gebeld of een brief gestuurd om te vragen: Wat zou jij weer willen doen? Ik was zelf degene die zei: Ik wil de arts spreken en kijken wat er nog mogelijk is. Ik moest vechten om in een re-integratietraject te komen.”

Deborah raakte betrokken bij de Hoezo Anders, een stichting die jongeren met een onzichtbare beperking en/of chronische ziekte „inspireert hun droom waar te maken.” Ze werd er hoofdredacteur voor de website hoezoanders.nl. Vorig jaar gaf ze dat vrijwilligerswerk op om een betaalde baan te zoeken. Die vond ze bij het re-integratiebureau dat haar begeleidde: Frame in Bavel. Na de proefplaatsing van een halfjaar bood het bedrijf haar een contract aan voor 24 uur betaald werk. „Dat is natuurlijk super!” Door de Wajong wordt haar salaris aangevuld tot dat van een veertigurige werkweek. Nog wel: als ze wordt goedgekeurd, kan dat laatste voorbij zijn. Ziek gemeld heeft ze zich nog niet één keer.

Trots

Voor Deborah betekent een baan toekomst, daarom doet ze er „alles” voor. „Ik weet: je bent niet je werk, je studie, je loonstrookje. Dat weet ik want ik heb dat allemaal moeten loslaten. Maar werken geeft me zo veel geluk, trots, dankbaarheid – want ik kon zolang niks. Werken betekent meedoen, er weer bij horen.”

Het kabinet streeft naar een reguliere baan voor mensen met een beperking, dus ook voor Wajongers. Een gewone baan voor iedereen, is ongeveer het motto van de Participatiewet (zie kader). Dat wordt moeilijk, denkt Deborah. Omdat er onder ervaren, gezonde krachten al (massa-)ontslagen zijn gevallen. Omdat er te weinig banen zijn. Omdat werkgevers niet meewerken.

Bij het re-integratiebureau ziet ze dat het mensen vaak niet lukt om werk te vinden. „Is het een wonder dat het mij lukte, of puur geluk? Ik weet het niet.

Ik heb veel tegengehad in het leven, maar kreeg ook mooie kansen. En ik dééd wel van alles, ook al was ik bang.

Mensen zitten vaak boos op de bank, zeggen: ik krijg geen kans. Dat is ook zo, die krijg je niet. Niemand neemt jou aan de hand mee; je moet zelf stappen zetten. En daarná komen de handreikingen wel.

Ik dacht lang dat het mij allemaal niet zou lukken omdat ik mijn studie niet had afgerond. Maar uiteindelijk kun je je zelfs liggend verder ontwikkelen. Dat heb ik altijd gedaan. Balen mag, verdrietig zijn ook, maar dóé wel iets.”


Waar geen wil is, is straks een wet, maar ook werk?

tekst Marcel ten Broeke

Het kán natuurlijk dat we over de Participatiewet ooit zullen zeggen: wat goed dat we dit deden! En wat slecht dat we niet al veel eerder keken naar wat mensen met een beperking wél kunnen in plaats van naar wat níét!

Dat kan zeker. En zo ging het met hervormingen ook wel vaker. Maar toch, nu 1 januari nadert, de datum waarop de overheid in één klap de verantwoordelijkheid voor het aan het werk helpen van arbeidsgehandicapten in handen legt van gemeenten, lijkt lang niet iedereen het positivisme van staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken) –die onlangs stelde dat het allemaal echt goed gaat komen– nog te delen.

Haar plan is om mensen met een arbeidshandicap veel vaker naar regulier werk te loodsen, in plaats van ze, zoals nu, ‘weg te stoppen’ in sociale werkplaatsen of levenslang een Wajonguitkering te geven. Maar gaan al die ‘gewone banen’ voor mensen met een beperking er wel komen, nu er door de crisis juist honderdduizenden werklozen zónder arbeidshandicap aan de kant staan?

Vorig jaar zegden werkgevers moedig toe om tot 2026 stapsgewijs 100.000 banen te creëren voor mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische arbeidsbeperking. Papier is echter geduldig. Daarom houdt Klijnsma, voor als bedrijven hun belofte niet waarmaken, een quotum achter de hand om die banen af te dwingen. Bedrijven met meer dan 25 werknemers worden in dat geval verplicht om, op straffe van een boete, 5 procent van hun emplooi toe te spitsen op mensen met een arbeidshandicap. Waar geen wil is, is dus altijd nog een wet.

Maar is er ook werk? Sommige specialisten vrezen dat werkgevers liever morrend de boete (van 5000 euro per ‘ontbrekende’ gehandicapte) betalen, dan een bewerkelijk en kostbaar traject in te gaan van werving van mensen met een arbeidshandicap voor functies die ze in de afgelopen jaren juist veelal hadden uitbesteed.

Mochten de banen er toch komen, dan blijft alsnog de vraag of die gecreëerde werkgelegenheid voor arbeidsgehandicapten niet ten koste zal gaan van andere banen, niet in de laatste plaats van die van laag opgeleiden zónder beperking, een groep die het ook zonder deze extra concurrentie nu al zwaar lijkt te hebben.

In die zee van onzekerheid is er evenwel één garantie: door inkomsten uit de eventuele ‘quotumwet’, een korting op het budget voor gemeenten en een verlaging van uitkeringen voor iedereen van wie wordt vastgesteld dat hij of zij kan werken, lijkt ook in het slechtste geval de overheid beter af. Arbeidsgehandicapten zijn dan echter nog geen baan rijker en, behalve wat koopkracht, hoogstwaarschijnlijk zelfs een illusie armer.

Dat Klijnsma, die toen de Participatiewet tijdens Rutte I nog Wet werken naar vermogen heette hier helemaal niets in zag, zegt dat het goedkomt, stelt de pessimist vast niet gerust. Aan gemeenten en werkgevers nu de taak om straks het verschil te maken.


serie
Decentralisatie

Vanaf 1 januari worden allerlei taken van het Rijk overgeheveld naar de gemeente. Wat betekent dit voor betrokkenen? Deel 1: Deborah met een Wajonguitkering.

Meer over
Decentralisatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer