Marie Durand zat 38 jaar in een donkere gevangenis
Sinds de kruisiging van de Heere Jezus zijn enkele tientallen miljoenen christenen martelaar geworden omwille van hun geloof. Over wie gaat het? Vandaag Marie Durand.
Onder de miljoenen christelijke martelaren bevinden zich ook veel vrouwen. Vaak zijn hun namen onbekend. Dat geldt niet voor de Franse geloofsheldin Marie Durand (1711-1776). Zij zat 38 jaar achter slot en grendel vanwege haar geloof.
Haar gevangenis is nog steeds te bezoeken in Zuid-Frankrijk. Daar ligt het stadje Aigues-Mortes, niet ver van Montpellier. Het vestingstadje heeft een eeuwenoude stadsmuur met torens. De hoofdtoren heet de Tour de Constance. In dit donkere hol zat Marie Durand bijna veertig jaar vast.
Marie groeit op in een dorpje tussen Lyon en Avignon. Haar broer Pierre is een protestants predikant. Daardoor loopt het gezin Durand extra gevaar opgepakt te worden door de rooms-katholieke dragonders. In 1719 wordt Maries moeder gearresteerd; van haar wordt nadien niets meer vernomen. In 1729 volgt de arrestatie van haar vader en in 1730 die van Marie zelf. Zij is dan negentien jaar. Twee jaar later weten de dragonders ook broer Pierre te pakken. Hij wordt opgehangen in Montpellier.
Marie wordt na haar arrestatie naar Aigues-Mortes gebracht. Dat is het begin van 38 lange jaren van uitputting, ziekte en beproeving. Marie blijft staande. Zij onderwerpt zich aan Gods wil, zoals ze aan mensen buiten de gevangenis schrijft. De dagen zijn gevuld, maar het gebed neemt bij alles een grote plaats in. Marie bemoedigt veel van haar medegevangenen. Aan haar wordt toegeschreven dat ze in een steen in het midden van de gevangenis het woord ”register” (weersta) graveert. Het staat er nog steeds. Wat doet het Marie verdriet als vrouwen voor de vrijheid kiezen en hun geloof afzweren.
De vrouwen zitten niet in totale isolatie. Ze mogen brieven schrijven. Marie doet dat ook. Ze gebruikt de brieven ook om te pleiten voor verbetering van haar positie en die van haar medegevangenen. In 1764 schrijft zij een predikant met de vraag of die zich wil inzetten voor haar vrijlating: „In naam van Gods barmhartigheid, doe toch alles wat in uw vermogen ligt om ons uit dit vreselijke graf te bevrijden.”
In 1768 gaat de celdeur open. Marie zal daarna nog acht jaar in haar huis in Bouchet-de-Pranles wonen.