Ds. F. W. Johnson uit Ferguson over de rellen in zijn stad
Terwijl de onrust in de Amerikaanse stad Ferguson deze week opnieuw oplaaide omdat de blanke agent Darren Wilson niet wordt vervolgd voor het doodschieten van de zwarte tiener Michael Brown, proberen de kerken er te zijn ten dienste van de bevolking, zegt dr. F. Willis Johnson jr., predikant van de Wellspring Church.
toen
Op 9 augustus is Michael Brown nog geen 3 kilometer bij ons kerkgebouw vandaan neergeschoten. Zijn lichaam heeft er 4,5 uur gelegen terwijl de politie onderzoek deed. Dat heeft de onrust bevorderd, want de bevolking heeft dat kunnen zien en de beelden ervan zijn via sociale media verspreid. Die dag ontstond het eerste opstootje: verontruste jongeren dromden op straat bijeen. Ik ben mijn huis uitgegaan en heb met de mensen gepraat. Er leefden veel vragen en daar wilden ze een antwoord op. Ik hielp om een en ander in goede banen te leiden. Bij het politiebureau, halverwege tussen ons huis en onze kerk, heb ik geprobeerd een gesprek tussen de jongeren en de politie te arrangeren. Dat lukte echter niet.
Er volgden meer bijeenkomsten en een herdenking. Na zo’n twee dagen reageerde de regering. De noodtoestand werd uitgeroepen, een avondklok ingesteld en er kwamen troepen van de Nationale Garde. De situatie escaleerde; betogers botsten met de politie.
Op 25 augustus is Michael Brown begraven. Hij was 18 jaar. Het eerste deel van de plechtigheid heb ik bijgewoond; niet de begrafenis zelf. Alles verliep die dag rustig.
Het politieoptreden in de Afro-Amerikaanse gemeenschap heeft altijd veel vragen en spanningen gegeven. Recent zien we een patroon van excessief geweld tegen bruine en zwarte mensen. Er zijn weinig voorbeelden te vinden van blanke agenten die daarvoor zijn vervolgd.
Overigens hoort dit bij de geschiedenis van onze natie. En eigenlijk bij de mensheid. Kaïn sloeg Abel al dood. Aan die geschiedenis heb ik de afgelopen tijd steeds moeten denken. Het veronachtzamen van anderen is er in de wereldgeschiedenis steeds geweest. Dat zit diepgeworteld. Als mensen zijn we aan elkaar verbonden. Toch gaan we onverantwoordelijk en ongevoelig met elkaar om. We blijven zeggen: „Ben ik mijns broeders hoeder?” We hebben niet het recht om iemands leven te nemen dat hij van God ontvangen heeft.
nu
In de Verenigde Staten voelt het gekleurde deel van de bevolking zich nog steeds gediscrimineerd, al is de rassenongelijkheid decennia geleden al afgeschaft. De emoties en frustraties daarover komen nu tot uiting.
Voor de RD-lezers zal dat misschien moeilijk te begrijpen zijn: in mijn ogen staat de Nederlandse samenleving onbevangener tegenover anderen en omhelst ze vreemdelingen, ook die van Afrikaanse afkomst. In de Verenigde Staten zijn er veel incidenten geweest die laten zien dat het leven van zwarte en bruine inwoners minder waard is en dat er minder zorgvuldig mee wordt omgesprongen.
Dat zou niet zo moeten zijn: als christenen geloven we dat alle mensen gelijk zijn voor God. De mensen gebruiken verschillen echter om elkaar te etiketteren en om verdeeldheid te zaaien.
Gouverneur Jay Nixon van Missouri riep vorige week opnieuw de noodtoestand uit in Ferguson. Hij vreesde voor nieuwe onrust vanwege de verwachte uitspraak van de jury die onderzocht of de agent moest worden vervolgd voor het doodschieten van Brown. Zelf heb ik toen al gewaarschuwd: Als de jury niet tot vervolging overgaat, zal dat Afro-Amerikanen nog meer de overtuiging geven dat ze machteloze slachtoffers zijn van eindeloos wangedrag van de politie en justitieel onrecht. We moeten die geluiden niet smoren; de pijn mag worden verwoord. Laat de overheid ernaar luisteren.
Maandag werd bekend dat er geen rechtszaak komt. Dinsdag is daartegen niet alleen in Ferguson, maar ook in zo’n 170 andere steden gedemonstreerd.
straks
We hebben in de achterliggende drie maanden geprobeerd er voor de bevolking te zijn. In ons kerkgebouw zijn tal van bijeenkomsten en vergaderingen gehouden. Mensen komen hier voor gesprekken. Met sympathie hebben we geluisterd als jongeren hun frustratie verwoordden. We hebben gezinnen maaltijden gegeven. Soms boden we mensen onderdak als het op straat voor hen onveilig werd. Er zijn hier gewonden naar binnen gedragen. Daarin zijn we gastvrij. Zo proberen we volgens ons geloof te leven.
Er zijn predikanten van andere plaatsen per vliegtuig naar Ferguson gekomen om gebedsbijeenkomsten te leiden en onderwijs uit de Bijbel te geven. Kerken helpen winkeliers bij het opruimen na plunderingen.
De dood van Michael Brown is voor de bevolking van Ferguson, en eigenlijk van heel St. Louis, een traumatische ervaring, die wordt toegevoegd aan alle pijn die er in de loop der jaren al geleden is. Het bracht de gemeenschap in beweging. Als kerk proberen we als een dokter voor zijn patiënt te zijn. We proberen de patiënt te stabiliseren, zodat hopelijk het genezingsproces kan beginnen. Dat is moeilijk en soms frustrerend, het vergt heel veel van ons. Maar dit is de taak van de kerk.
Het is nodig dat bevolkingsgroepen proberen naar elkaar te luisteren, elkaar te begrijpen, elkaar te vertrouwen. Daarnaar blijven we streven. We proberen ook vertrouwen in de overheid te houden. We worstelen echter met de onopgeloste vragen van vorige generaties. Er zijn meer vragen dan antwoorden.
Abels bloed roept nog steeds, tezamen met het bloed van zo veel andere jongeren dichtbij en ver weg. God deelt echter genade uit. Hij liet Kaïn niet los. Dat laat zien hoe christenen barmhartig kunnen zijn terwijl ze worstelen met complexe, onopgeloste vragen en onrecht. Uiteindelijk oordeelt alleen God over wat recht en onrecht is. Hij heeft mensen lief ondanks wie zij zelf zijn.