Invloed IS in Azië ten koste van religieuze minderheden
De snelle opmars van Islamitische Staat (IS) in Syrië en Irak leidt onder radicaalislamitische groepen in Azië tot conflicten over de vraag of IS een inspirerend voorbeeld is of niet. In Pakistan houden religieuze minderheden hun hart vast.
Zal de ongekend wrede aanpak door IS van religieuze minderheden in Syrië en Irak (zoals christenen, jezidi’s en sjiieten) overslaan naar Pakistan? Een land waar tal van radicale moslimmilities actief zijn en waar ook minderheden als christenen, sjiieten en moslims leven? Hebben die straks ook ongekende vervolging te vrezen, omdat het succes van IS in Syrië en Irak navolging verdient?
Dat is voor de 500.000 Hazara’s (een etnische minderheid in Afghanistan en Pakistan en ook nog eens sjiieten) géén vraag meer. In de stad Quetta, hoofdstad van de Pakistaanse provincie Baluchistan, zijn de afgelopen drie jaar bijna 1000 Hazara’s vermoord door moslimmilitanten. Vandaag de dag kunnen de in Quetta overgebleven Hazara’s enkel nog onder politie-escorte de straat op. Hun woonwijken zijn dichtgetimmerde getto’s geworden en hun leider zag de onweersbui al van ver aan komen drijven, toen hij zei dat IS van plan is om via Baluchistan een bruggenhoofd richting Pakistan te creëren. Wellicht deed hij die uitspraak om de aandacht te vestigen op het lot van zijn volksgenoten, maar heeft hij een punt?
Flyer
De haat die tal van moslimradicale groepen in Pakistan koesteren jegens sjiieten doet niet onder voor die van IS. „Pakistan is het land van de zuiveren en sjiieten hebben geen enkel recht om hier te leven”, luidde de tekst van een flyer die een jihadleider in 2011 in Quetta verspreidde. Overigens mag je van veel moslimradicalen in Pakistan ”sjiieten” gerust vervangen door ”christenen” en ”hindoes”.
Niet alleen de antisjiitische ideologie van IS zou in Pakistan aantrekkingskracht hebben, ook de dikke portemonnee van IS heeft dat.
Op de website van The Diplomat, een site waarop politiek analisten hun visie op de wereldpolitiek geven, meldde Arif Rafiq (kenner van de islamitische jihad in onder meer Zuid-Azië), vorige maand dat de eerste Pakistaanse moslimradicalen de ”baiah” (eed van trouw) hadden afgelegd aan IS-leider Abu Bakr al-Baghdadi. Het zou onder andere gaan om de voormalige woordvoerder van de taliban in Pakistan, de TTP. Geen indrukwekkende aantallen manschappen zou hij met zich hebben meegenomen. Dat is ook niet waarschijnlijk, meent Rafiq, omdat de taliban in de persoon van de Afghaanse talibanleider moellah Omar al een eigen kalief hebben; hij is leider van de soennitische Deobandisekte en daartoe behoren meerdere moslimmilities in Pakistan. Zich van moellah Omar vervreemden door het kalifaat van IS te steunen, is wel het laatste dat de Pakistaanse talibangroepen zullen doen omdat in buurland Afghanistan de taliban grote kans zien weer de macht te grijpen zodra daar de westerse troepen grotendeels weg zijn.
Rivaal
Er is nog een reden waarom radicale Pakistanen niet zomaar IS-minded gaan worden. De JamesTown Foundation, een Amerikaanse organisatie die analyses publiceert over buitenlands-politieke thema’s, publiceerde vorige maand een essay onder de titel ”Al-Qaida’s toekomst in Pakistan te midden van de opkomst van IS”. De titel zegt het al: de factor al-Qaida –de grootste rivaal van IS in Syrië– belemmert een overlopen van moslimradicalen in Pakistan. Zo is Pakistan (lees: de stammen in de westelijke streek die grenst aan Afghanistan) voor al-Qaida nog altijd cruciaal als basis.
Verder hebben al-Qaidaleiders al jaren nauwe banden met de belangrijkste Pakistaanse militante moslimgroeperingen die zich sieren met afkortingen zoals de HuJi, de HuM, de LeJ, de JeM, de TTP, de TTP-JA en de LeT. Al deze groepen zijn voor financiering en voor de training van hun strijders sterk afhankelijk van al-Qaida. Verder heeft de opvolger van Osama bin Laden, Zawahiri, trouw gezworen aan de eerdergenoemde Afghaanse kalief moellah Omar, daarmee het IS-kalifaat van Baghdadi afwijzend. Ook al-Qaida verwacht grote dingen in buurland Afghanistan, na het vertrek van de westerse troepen.
Al-Qaida in India
De kans dat Pakistaanse moslimmilities zich vroeg of laat aansluiten bij IS en al-Qaida de rug toekeren is om die redenen klein, stelt de JamesTown Foundation. Voorwaarde is wel dat al-Qaida zich weer krachtiger profileert als terreurbeweging dan tot nu toe het geval is. Om die reden zou de organisatie onlangs al-Qaida op het Indiase Subcontinent (AQIS) hebben opgericht, een Indiase tak dus. Met meer terreuraanvallen in India en Pakistan zou al-Qaida de Pakistaanse jihadgroepen voor zich willen behouden. Hier schuilt wel een gevaar –althans voor de vrede en stabiliteit in Pakistan en voor religieuze minderheden– want komt het tot een strijd tussen al-Qaida en IS in Pakistan over wie daar de meeste aanhangers heeft, dan zal het aantal aanslagen en moordpartijen sterk toenemen. Alleen op die manier zijn terreurgroepen immers gewoon hun aanhang onder radicale moslims te vergroten. Sjiieten, christenen en hindoes zullen daar de dupe van worden.
IS zorgt voor verdeeldheid in Indonesië
Er wonen vele miljoenen moslims (ruim 87 procent van de 242 miljoen inwoners) en toch zijn er vanuit een land als Indonesië tot nog toe relatief weinig jihadisten richting Syrië en Irak gegaan. Vooral vergeleken met de aantallen die vanuit Europa zijn vertrokken is dat aantal gering: meer 2000 jihadisten zouden trouw hebben gezworen aan IS. Zelfs onder radicale moslims in Indonesië –met de grootste moslimbevolking ter wereld– is IS omstreden, aldus Robi Sugara in een essay. Sugara is onderzoeker aan de S. Rajaratnam School of International Studies (RSIS) in Singapore. Toen de beruchte radicale moslimleider Abu Bakar Bashir (leider van de Jemaah Islamiyah, JL) vanuit de gevangenis trouw zwoer (baiah) aan IS, werd hem dat door een deel van zijn achterban niet in dank afgenomen. Omdat Bashir vond dat wie het niet met hem eens was, maar moest vertrekken uit zijn groepering, ontstond er prompt een nieuwe beweging.
Kalifaat onwettig
Er klinkt vanuit Indonesië kritiek op de stap van IS-leider Baghadi om een kalifaat uit te roepen. Zo zou hij niet in staat zijn om aanhangers buiten zijn kalifaat te beschermen tegen anti-IS-maatregelen van regeringen en verder vinden tal van moslimradicalen het eenzijdig uitroepen van een kalifaat ronduit onwettig, want niet gesteund door een besluit van een speciale raad van moslimgeestelijken (”ahlul halli wal aqdi”).
De jihad heeft in Indonesië oude papieren en dateert al van de koloniale tijd onder de Nederlanders. Onderlinge verdeeldheid is moslimradicalen in Indonesië evenwel ook niet vreemd. De wereldwijd bestaande geschillen en tegenstellingen tussen moslimradicale groeperingen hebben altijd doorgewerkt in de militante moslimwereld van Indonesië en dus ook verdeeldheid gezaaid.
Een klassieke scheiding loopt er tussen aanhangers van de strijd tegen de ”verre vijand” (dat is de VS en al-Qaida zit op die lijn) en die tegen de ”nabije vijand” – de veelal seculiere regering in eigen land (een lijn die wordt gevolgd door de Palestijn Abdullah Azam, bij leven ideoloog achter de wereldwijde jihad). Dat alles neemt niet weg dat de regeringen in Zuidoost-Azië beducht zijn voor teruggekeerde jihadisten uit Syrië, omdat er kans bestaat dat die in eigen land via allerlei netwerken nieuwe strijders gaan ronselen of zelf aanslagen plegen. Het plan voor een Zuidoost-Aziatisch kalifaat, waarin landen Maleisië, Indonesië, de Filipijnen (althans het zuiden) en Thailand (ook enkel het zuiden) zijn opgenomen, bestaat al heel lang. Het IS-kalifaat zou daarvoor zomaar als inspiratiebron kunnen dienen.
Volle beurs
De onderzoeker bij het al genoemde RSIS in Singapore, Joseph Franco, heeft in een commentaar de vraag opgeworpen wat al die aanhankelijkheidsbetuigingen aan IS (in de vorm van een eed van trouw, de baiah) nu precies waard zijn. Zo zouden in het zuiden van de Filipijnen de leiders van een van de belangrijkste moslimrebellen, de Abu Sayyafgroep, de mond vol hebben van steun aan IS, maar daarachter gaan volgens Franco grotendeels financiële motieven schuil: de groep heeft de religieuze diepgang van een glasplaat en verdient zijn geld met het ontvoeren en afpersen van buitenlanders. De volle beurs van IS lonkt ook hier!
IS is kennelijk nog niet in staat om leiding te geven aan de opbouw van een wereldwijd netwerk van jihadisten, concludeert Franco.
Daarin heeft al-Qaida, met een netwerk in meer dan zestig landen, onmiskenbaar een voorsprong.
Rust in India ondanks mythe rond liefdesjihad
In India is van de 1,2 miljard inwoners bijna 80 procent hindoe en ruim 14 procent moslim (christenen: 2,5 procent). Groot was dan ook de schrik toen al-Qaida onlangs aankondigde in India een al-Qaidagroepering te vestigen: al-Qaida op het Indiase Subcontinent (AQIS). Welke ramp staat het subcontinent te wachten als die twee bevolkingsroepen gewelddadig tegenover elkaar komen te staan als gevolg van bloedige aanslagen door moslimterroristen? India is bepaald niet gevrijwaard gebleven van zulk geweld. Met enige regelmaat slaan er immers moslimradicalen vanuit Pakistan toe.
Extra spannend werd die vraag over de relatie moslims en hindoes toen eerder dit jaar Narendra Modi als premier van India aantrad. Modi, prominent lid van de hindoenationalistische partij BJP, was eerder premier van de noordwestelijke deelstaat Gujarat en: hij regeerde daar ook in 2002, toen hindoenationalisten zeker tussen de 1000 en de 2000 moslims over de kling joegen in grootschalige pogroms. Tot op de dag van vandaag heeft Modi zich niet nadrukkelijk verontschuldigd voor dat drama en dat heeft bij veel moslims in India wantrouwen gewekt. Vooral ook omdat zij vrezen dat anti-islamitische hindoeradicalen Modi’s promotie tot nationale regeringsleider kunnen aangrijpen om moslims in hun land alsnog hard aan te pakken.
Dwang tot huwelijk
Lokaal en regionaal gebeurt dat al zo af en toe. Hardnekkig is de mythe rond de ”liefdesjihad”, waarbij hindoevrouwen door moslims zouden worden gedwongen tot een huwelijk om hen vervolgens onder dwang te bekeren tot de islam. De liefdesjihad zou zo het aantal moslims in India opkrikken en de machtsbalans tussen de twee religieuze groepen meer in evenwicht brengen.
Van radicalisering onder Indiase moslims is intussen nauwelijks sprake – dit in tegenstelling tot een buurland als Pakistan. Onder Indiase moslims zijn relatief weinig radicalen. Kenners wijzen ter verklaring op de geringe invloed van buiten, met name van het Arabisch schiereiland, waar veel radicalisering van uitgaat. Anderen verklaren het uit de aanwezigheid van een democratisch bestel in India, met een vrije pers en een levendige burgersamenleving (”civil society”) die als uitlaatkleppen kunnen dienen bij onvrede. Minstens even belangrijk is wellicht dat de Indiase autoriteiten haatzaaiende imams nauwlettend in de gaten houden.