Servische politici zijn kogelbrieven gewend
De premier is vermoord, de vice-premier wordt met de dood bedreigd. De minister van Buitenlandse Zaken heeft net te horen gekregen dat hij op een dodenlijst staat, de minister van Defensie heeft zijn persoonsbeveiliging verscherpt. Het regime van Slobodan Milosevic is al meer dan drie jaar weg, maar de sfeer van intimidatie is gebleven in de Servische politiek.
De politiek van angst is een dagelijkse realiteit voor politici die proberen misdaad, corruptie en nationalisme uit te roeien in een land waar dit drietal lange tijd heeft gefloreerd. Sinds de radicale nationalisten bij de verkiezingen van eind vorige maand grote winst hebben geboekt bestaat de zorg dat het geweld en de dreiging daarvan toeneemt.
„We zijn allemaal doelwit”, zegt demissionair minister van Buitenlandse Zaken Goran Svilanovic. Een van de verdachten van de moord op premier Zoran Djindjic in maart vorig jaar zei onlangs in een verhoor dat de deelnemers aan het complot lang hebben geruzied over wie er als eerste aan moest: Djindjic of Svilanovic. „Daar werd ik niet echt vrolijk van”, zegt Svilanic.
Eerder deze maand doken pamfletten op in twee Servische steden met grote moslimminderheden, met de waarschuwing: ”Jullie worden een nieuw Srebrenica”. Vorige week kregen journalisten van een tijdschrift voor de Kroatische minderheid in Servië telefoontjes van een man die dreigde hen te vermoorden als ze het magazine niet zouden opdoeken. „Jullie gaan er allemaal aan.”
Minister van Defensie Boris Tadic, die tijdens zijn ambtstermijn heeft geprobeerd vrijwel in zijn eentje het leger te zuiveren, wordt ook bedreigd en heeft zijn persoonsbeveiliging onlangs verscherpt. Vice-premier Nebojsa Covic, verantwoordelijk voor Kosovo, heeft twee e-mails gekregen waarin hem te verstaan werd gegeven dat hem hetzelfde lot als Djindjic wacht als hij zich met Kosovo blijft bemoeien. Covic verdenkt etnische Albanezen, maar geeft toe dat het net zo goed de Servische maffia kan zijn.
Onder Milosevic was de maffia een deel van het staatsapparaat, of vice versa. Criminelen knapten voor Milosevic vuile karweitjes op en kregen in ruil banen, lucratieve staatscontracten of nog lucratievere toestemming om goederen te smokkelen.
Ze zijn niet erg geneigd van deze privileges afstand te doen, en de nu demissionaire regering heeft volgens veel Serviërs te weinig gedaan om de duistere figuren weg te werken uit de politiek, het leger en de politie. Milosevic is op 5 oktober 2000 ten val gebracht, maar -zoals een veel gebruikte uitdrukking luidt- een 6e oktober is daar nooit op gevolgd: een grote schoonmaak van iedereen die heeft geprofiteerd van de oorlogen van de jaren ’90.
Svilanovic: „Er zijn veel mensen die bang zijn dat ze allemaal bij het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag eindigen, of dat ze hun carte blanche verliezen om te doen wat ze willen.” Djindjic had kort voordat hij werd vermoord de politie opdracht gegeven tot optreden tegen diverse misdaadbendes.
De man die bekend heeft Djindjic te hebben doodgeschoten, Zvezdan Jovanovic, zou tegen de politie hebben gezegd dat het doel van de aanslag het voorkomen van uitlevering aan Den Haag was. Jovanovic is een voormalig lid van de Rode Baretten, een gevreesde paramilitaire eenheid. De voormalige commandant van de eenheid, Milorad ”Legija” Lukovic, tevens maffiabaas, zou het brein zijn achter de moord op Djindjic. Hij is voortvluchig, net als dertien andere verdachten.
De meeste Servische politici blijven opmerkelijk stoïcijns onder alle bedreigingen. „Ze bedreigen me al sinds ik minister ben geworden”, zegt minister van Defensie Tadic. Ook voormalig oppositieleider Vuk Draskovic, sinds de verkiezingen weer lid van het parlement, laat zich niet afschrikken, ook al is hij tot twee keer toe ternauwernood ontsnapt aan een aanslag op zijn leven. „Ik wist van het begin af aan dat ik een doelwit was. Daar moet je niet te veel over nadenken, dat kost je alleen maar je nachtrust.”