Binnenland

Tijs van den Brink, een faire journalist

Vragen stellen gaat bij hem vanzelf. Hij is nieuwsgierig en kritisch, maar vindt „kritisch zijn om het kritisch zijn” lelijk om naar te kijken. EO-presentator Tijs van den Brink: „Ik ben een vrij serieuze journalist.”

Reinald Molenaar
7 November 2014 21:15Gewijzigd op 15 November 2020 14:12
Tijs van den Brink. beeld RD, Anton Dommerholt
Tijs van den Brink. beeld RD, Anton Dommerholt

Ooit schreef PvdA-politicus K. G. de Vries na een interview met Tijs van den Brink: „Van den Brink ervaarde mijn antwoorden als een hinderlijke onderbreking van zijn vragen.” Aan de keukentafel in zijn huis in Amersfoort kan Van den Brink er nu met smaak om lachen. „Ik had zeven inconsistenties in het beleid van De Vries, die toen nog minister was, ontdekt. Die werkte ik één voor één af. Nu weet ik dat dat niet de bedoeling is van interviewen. Ik had mijn punt na twee keer al gemaakt.”

U werd een paar jaar geleden vaak het bijtertje van de Evangelische Omroep genoemd.

„Dat vind ik niet erg. Hoewel, een bijtertje is wel een heel klein hondje. Vals ook, terwijl ik dat te allen tijde probeer te vermijden. Ik wil fair zijn in interviews. De ene gast kan meer hebben dan de andere. Iemand die nooit in de media komt, moet je voorzichtig behandelen. Maar iemand met meer media-ervaring een beetje plagen tijdens een interview vind ik wel leuk. Liefst op een vriendelijke manier. Daar wordt een gesprek beter van.

Ik houd van kritisch interviewen en ben een vrij serieuze journalist. Kritisch zijn om het kritisch zijn probeer ik te vermijden. Dat vind ik lelijk om naar te kijken en naar te luisteren.”

Bent u milder geworden?

„Ik word minder vaak een bijtertje genoemd. Maar milder, nee, dat klinkt zo bedaagd. Ik heb beter leren aanvoelen wanneer ik moet doorvragen en wanneer niet. Op radio en televisie moet je voortdurend schakelen om een goed antwoord te krijgen. Dat maakt dat ik soms langer vasthield dan nodig is. Dat hoor ik gelukkig steeds minder terug.”

Kunt u goed met kritiek omgaan?

„In het begin van mijn loopbaan vond ik dat erg lastig. Na de eerste uitzending van het televisieprogramma Knevel & Van den Brink keek ik op internet. Het was net een open riool. Ik heb geleerd zowel positieve als negatieve kritiek te relativeren. Nu raken scheldkanonnades op internet mij niet meer, terwijl ik er vroeger een paar dagen door van de leg was. Ik lees nog wel alles, om een indicatie te krijgen van wat mensen vinden van mij, van de gasten of van de uitzending.

Van een paar mensen uit mijn omgeving neem ik graag kritiek aan, omdat ik weet dat ze het beste met me voorhebben. De meeste uitzendingen kijk ik terug. In ieder geval fragmenten ervan. Sinds januari presenteer ik het debatprogramma Arena. Als we dat de dag erna evalueren, wil ik het wel gezien hebben. Laatst nog zei mijn eindredacteur: „Wat houd je je vragenkaartjes hoog vast, als een soort beschutting.” Daar probeer ik dan een volgende uitzending op te letten. Je hebt bepaalde gewoonten die erin geslopen zijn. Dat is niet altijd erg, maar het is goed om dat te beseffen.”

Wie was Tijs van den Brink als kind?

„Nieuwsgierig en kritisch ben ik altijd geweest. Ik heb volgens mijn ouders een redelijk intense puberteit meegemaakt, al vind ik dat zelf wel meevallen. Ik was kritisch, maar ben altijd in gesprek gebleven met mijn omgeving. Ik was sportief, kon aardig goed leren. Ik ben de vijfde in een tamelijk harmonieus gezin van zes kinderen. Tijdens een radiotraining werd mij verteld dat ik te snel sprak. De logopedist zei dat dat kon komen doordat ik in een groot gezin ben opgegroeid. Als je daar niet snel praat, kom je nooit aan de beurt.

Op de reformatorische middelbare school heb ik leraren weleens tot wanhoop gedreven met mijn vragen, bijvoorbeeld over het dragen van rokken en hoeden en dat soort dingen. Van die vormen heb ik afscheid genomen. Het scheelt dat ik geen meisje was, dat maakte het makkelijker.”

Toch noemt u zichzelf „een gereformeerd jochie.” Waaruit blijkt dat?

„Ik ben protestants in hart en nieren –opgegroeid in een Gereformeerde Bondsgezin– en ik vermoed dat dat niet overgaat. Zelf meen ik dat ik de kern van het geloof aardig overeind gehouden heb: Jezus Christus Die Zijn leven gaf voor ons, zondige mensen.

De vorm vind ik minder belangrijk dan de inhoud. Dit zeg ik zonder me te willen distantiëren van mensen die dat anders zien, ook in de EO-achterban. Ik besef tijdens mijn werk dat ik mijn vragen stel namens ruim 400.000 EO-leden. Ik kan die achterban natuurlijk niet in de volle breedte dekken, maar als ik hen niet tegen de schenen hoef te schoppen, doe ik dat ook liever niet.”

Zou u bij een andere omroep dan de EO kunnen werken?

„Voor de NOS heb ik ruim tien jaar het radioprogramma Met het oog op morgen gepresenteerd. Dat deed ik met veel plezier, en dat gold wederzijds. Maar bij de EO voel ik me thuis. We hebben een gemeenschappelijk gevoel bij wat ons drijft. Als burgemeester Broertjes van Hilversum een vergelijking maakt tussen jihaddisten en Joden die na de Tweede Wereldoorlog naar Israël gingen, dan denken we allemaal: Wat doet hij nou? Datzelfde geldt voor een onderwerp zoals rituele slacht en bootvluchtelingen. Dat soort onderwerpen wordt een tijdelijk speerpunt, waardoor je de vrijheid hebt om mensen hier tamelijk eindeloos op door te vragen.

We zijn als EO niet neutraal. Natuurlijk moet je fair zijn, de feiten moeten kloppen, maar de EO is opgericht om uitgesproken te zijn. Ik voel me veilig in die ruimte, al zeg ik niet dat ik het met alles van de EO eens ben. Kritiek houd ik vrijwel altijd intern, dat vind ik wel zo chic. Ik sta op de redactie niet bekend als een makkelijke jongen.”

Samen met zijn vrouw Vincenza La Porta heeft Tijs van den Brink drie kinderen, in de leeftijd van 15, 12 en 8 jaar. Hun komst noemt hij „een verrijking. Je ontdekt nieuwe dingen in jezelf. Vadergevoel. Je verantwoordelijk voelen omdat wij het moeten gaan doen voor dit kind. Een verrijking, dat is het echt.” En na een korte stilte: „Het is lastig om te zeggen dat je niet compleet was voordat de kinderen er waren. Er komt iets bij.”

Over geloofsopvoeding: „Ik forceer niks. Als kind heb ik ds. H. Talsma in Nijkerk eens horen zeggen: Als je een zaadje in de grond stopt en het er iedere week uithaalt om te zien hoe het ermee gaat, dan gaat het plantje dat eruit moet groeien dood. Wij moeten alleen maar zaaien en sproeien.”

De EO-presentator is lid van de Kruispuntgemeente in Amersfoort-Vathorst, een samenwerkingsgemeente van de Protestantse Kerk in Nederland, de Nederlands-Gereformeerde Kerken en de Christelijke Gereformeerde Kerken. Van den Brink was er vijf jaar lang eens per maand koster en hij is lid van het koffieschenkteam.

Dat zijn praktische taken.

„Daar voel ik me goed bij. Ik ben in de hervormde Sint-Jansgemeente in Gouda ouderling geweest. Piet-Hein Donner zei eens: „Als de koningin of de kerk je roept, moet je een goede reden hebben om nee te zeggen.” Dat vind ik een mooie uitspraak.”

Wat voor kerkganger bent u?

„Ik vrees dat ook daar wel weer geldt dat ik vrij kritisch ben. En dat is vooral lastig voor mezelf, omdat je dan dingen mist. Ik probeer nu meer te focussen op dat wat goed gaat, maar ik ga met de kerkenraad wel het gesprek aan over zaken waar ik het niet mee eens ben. Dat is nu eenmaal hoe ik gebakken ben.

In de kerk hoop ik gevoed te worden. En vermaand en vertroost en al die dingen. Gelukkig gebeurt dat ook zeer regelmatig. Dan merk je dat de Bijbel kracht heeft. Er fonkelt altijd weer iets nieuws uit op. Ik houd ook in een preek van nieuwe dingen, ik ben nu eenmaal journalist.”

Op tafel ligt het boek ”Adieu God?” waarin Van den Brink op basis van zijn tv-programma met dezelfde titel mensen portretteert die God of de kerk de rug hebben toegekeerd. Hij onderscheidt drie categorieën kerkverlaters. De eerste groep bestaat uit mensen die afhaakten omdat de kerk meer heerste dan diende. „Een voorbeeld is dat de pastoor langs kwam met de vraag of er niet eens een kind geboren kon worden. Of de dominee die op de avond voor je huwelijk komt vertellen dat je niet met een ongelovige moet trouwen. Voor dat laatste is natuurlijk wel wat te zeggen, maar de timing is erg slecht.”

Een ander gedeelte haakte af omdat kerkmensen domme dingen zeiden op cruciale momenten. En dan is er nog de groep die door een wetenschappelijk wereldbeeld niet meer geloven kan. „Wat ik sterk merk, is dat deze mensen niet eens goed weten waarom wetenschap en geloof niet samen kunnen gaan. Het is vaak een bepaald gevoel, zo van: Sinds we weten dat de aarde niet meer plat is, is geloven onzin.

Wat me wel opvalt, is dat er bij de meesten nog wel iets zit. De een is bewogen met de derde wereld, de ander gaat ineens weer bidden als zijn kind ziek is. Helemaal breken is heel lastig.”

Veel mensen zoeken de oorzaak van hun leed bij God.

„Dat vind ik vaak niet zo logisch. De Bijbel staat vol met verhalen van mensen die kinderen verliezen of zelf naar de menselijke maat te vroeg overlijden. Het is niet logisch om op basis daarvan te zeggen: God bestaat niet.

Aan de andere kant vraag ik me wel af of we in de kerk niet de suggestie wekken dat God een soort supersinterklaas is. Dat komt misschien door teksten zoals: Bid en u zal gegeven worden. Het komt erop aan dat de kerk uitlegt hoe je deze teksten in hun context moet verstaan.”

De gesprekken hebben Van den Brink niet op andere gedachten gebracht. „Nooit ben ik weggereden met de gedachte: Wat hij heeft, wil ik ook. Wel ben ik meer gaan nadenken over de vraag wat van God komt en wat niet. Ik ben daar niet uit. Rond de 4 meiherdenking preekte dr. H. Vreekamp over een rabbijn die na Auschwitz zei: „God heeft er alles aan gedaan om ons niet meer te laten geloven, maar het is Hem niet gelukt.” Een fascinerende uitspraak waar theologisch vast iets op aan te merken is, maar als ik het hoor, denk ik: Zou het zo zijn dat God mensen van het geloof probeert af te krijgen? Of…?

Op de reformatorische school werd het mij allemaal overzichtelijk uitgelegd, maar het zit ingewikkelder in elkaar dan wij kunnen bevatten. En dat is ook wel weer logisch, want als je God kunt vatten, ben je zelf God.”

Waarom komt u zelf niet in ”Adieu God?” voor?

„Ik denk dat het komt doordat ik op tijd iets van God gemerkt heb. Niet op één bepaald moment, maar in mijn puberteit en de jaren erna ontdekte ik: Dit verhaal klopt, het past bij mij. Als je tot die overtuiging komt, is er geen reden om weg te gaan. Dit is heel menselijk geformuleerd. Ik geloof tegelijk dat God het is die mij vindt. Ik kan mijzelf niet bekeren en anderen niet bekeren. Jezus zegt tegen Zijn discipelen: Zou je ook niet weggaan? God is een God van vrijheid. Dwang en zo, daar geloof ik niet in. Je kunt elkaar hooguit inspireren. De Heilige Geest moet het doen.

Dat maakt het meteen lastig, want waarom houdt Hij mij vast en een ander niet? Waarom breekt Hij soms met geweld door zoals bij Paulus? Ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat Hij graag wil.”


Levensloop Tijs van den Brink

Tijs van den Brink wordt in 1970 te Nijkerk geboren. Na het vwo op het Van Lodenstein College in Amersfoort gaat hij naar de School voor Journalistiek. In 1993 gaat hij aan de slag bij het Friesch Dagblad, waar hij in 1995 wordt benoemd tot parlementair redacteur. In 1996 treedt Van den Brink in dienst bij de Evangelische Omroep (EO). Als chef van de politieke redactie is hij verantwoordelijk voor het programma Wandelgangen op Radio 1 en voor de politieke bijdragen van de EO in de tv-rubriek Twee Vandaag. De afgelopen acht jaar presenteerde hij samen met Andries Knevel de talkshow Knevel & Van den Brink. Van den Brink presenteert dagelijks Dit is de Dag op NPO Radio 1. Ook leidt hij wekelijks tv-debatten in Arena. Sinds 2012 presenteert hij het EO-programma ”Adieu God?”. Tijs van den Brink is getrouwd, vader van drie kinderen en lid van de Protestantse Kerk in Nederland.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer