Mustac en Perkovic worden ervan beschuldigd dat zij opdracht hebben gegeven voor de moord op de tegenstander van het toenmalige communistische bewind in Joegoslavië. De weduwe van Djurekovic is medeaanklaagster in het proces.

Kroatië, waar de twee sinds het uiteenvallen van Joegoslavië woonden, heeft lang geweigerd hen aan Duitsland uit te leveren. Kort voordat het land in juli 2013 tot de Europese Unie toetrad, nam het parlement in Zagreb een wet aan die uitlevering van verdachten aan andere EU-landen verbood. Het moest dan gaan om misdrijven van voor 2002, zoals de moord op Djurekovic. Het parlement negeerde een Europees arrestatiebevel tegen Mustac en Perkovic. Grote druk uit Brussel en het dreigement dat de financiële hulp van de EU zou worden gekort, leidde ertoe dat het Kroatische parlement de wet bijstelde.

Perkovic werd in januari uitgeleverd. In april volgde Mustac. In de zaak-Djurekovic veroordeelde de rechtbank in München in 2008 al een Kroaat tot levenslang. Hij had onder meer de sleutel van de garage waar de dissident werd vermoord, aan de daders gegeven.