Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis jubileert
Terwijl velen werken voor het hier en nu, of leven bij de dag, met het oog op morgen, om te zien wat de toekomst brengt, bestaat de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis (VNK) 25 jaar. Het gaat zelfs goed met de vereniging. Een van de thema’s op de jubileumdag zaterdag in Gouda was ”Lang leve de kerkgeschiedenis!?”. Verenigingssecretaris Christiaan Ravensbergen: „Kerkgeschiedenis? Daar zit het hele leven in.”
Het is eind 1989. Zo’n 250 mensen wandelen de Sint-Janskerk in Gouda binnen en richten daar een landelijke kerkhistorische vereniging op. Het is een interconfessionele vereniging met het doel het bevorderen van de Nederlandse kerkgeschiedenis, zowel door amateurkerkhistorici als door professionele vakhistorici. Zaterdag viert de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis haar vijfde lustrum, in de stad Gouda, waar het ooit begon.
Al een leven lang is Ravensbergen vol enthousiasme over kerkgeschiedenis. Hij groeide op in een synodaal gereformeerd gezin in Poortugaal (waarvan de meeste gezinsleden in de jaren zeventig stopten met de kerkgang op zondag), doorliep de lagere school op gereformeerde grondslag, studeerde kunstgeschiedenis in Leiden en daarna theologie aan de Theologische Universiteit in Kampen (Oudestraat). „In de zesde klas van de lagere school hadden we al een uur kerkgeschiedenis per week. En iedere dag hadden we anderhalf uur les Bijbelse geschiedenis. Daar heb ik enorm van genoten, al die verhalen over Abram, Izak en Jakob, over de discipelen van Jezus en de zendingsreizen van Paulus. Ik kan me nog herinneringen dat we een plaatje voor ons kregen van de paus hoog te paard en Jezus op een ezel. Daar kon je dus de gereformeerde grondslag van de school aan herkennen. Toen moet de basis zijn gelegd voor mijn belangsteling voor theologie en kerkgeschiedenis.”
Als student theologie in Kampen ordende Ravensbergen samen met de Kamper kerkhistoricus Jaap van Gelderen de classicale acta van de provincie Overijssel. „Van Jaap heb ik geleerd dat geschiedenis over mensen gaat.”
Maar, classicale acta van de provincie Overijssel – niet erg spannend, denken veel mensen.
„Opwindend zelfs! In kerkelijke acta vind je het hele leven terug. Als je notulen van kerkelijke vergaderingen leest, moet je er wel doorhéén kunnen kijken. Het waren wel mensen over wie het ging en die mensen komen in oude stukken weer tot leven, met al hun verschillen, tegenstellingen en partijschappen. Daar is verbeeldingskracht voor nodig. Kerkelijke bronnen zeggen wel heel veel, maar zeggen ook heel veel niet. Je moet verbanden leggen, die betekenis geven aan het verleden, je moet je inleven in andere tijden en andere mensen. Acta geven toegang tot de overtuigingen van mensen.”
De moderne mens wil nú leven, minder leren van het verleden.
„Laten we waken voor provincialisme in de tijd. Ik bedoel daarmee: We hebben onze wortels, komen allemaal ergens vandaan. We zijn verbonden aan de mensen van vroeger, aan ons voorgeslacht, aan de heiligen die ons zijn voorgegaan.”
Een van de lezingen zaterdag in Gouda draagt de titel ”Lang leve de kerkgeschiedenis!?”. Zou dat echt zo zijn?
„Maar natuurlijk. Hoe spannend en hoe populair kan een familiegeschiedenis niet zijn! Bibliotheken gaan weliswaar dicht, maar mensen speuren nu internet af, op zoek naar oude bronnen. Het boek is niet meer in, maar digitaal wordt er veel gelezen. Mensen blijven altijd geïnteresseerd in de geschiedenis, ook al gaat dat niet langer via de kaders van de twintigste eeuw. Lid zijn van een vereniging is ook niet meer geliefd, maar we hebben toch nog steeds bijna 400 leden. Trouwens, iedereen die zich bezighoudt met kerkgeschiedenis moet lid zijn van de VNK. Zo. Dat heb ik alvast maar gezegd.”
Waren het voorheen predikanten en theologen die zich met kerkgeschiedenis bezighielden, nu zijn het vooral historici, antropologen en sociologen, zegt Ravensbergen.
En dus is de vraag: is kerkgeschiedenis niet van kleur verschoten, niet meer religiegeschiedenis geworden?
„Die vraag heeft ons altijd wel wat beziggehouden. Moeten beoefenaars van de kerkgeschiedenis betrokken zijn bij de kerk, of is dat niet nodig? Gaat het om de geschiedenis van de christelijke kerk en alles wat daarmee samenhangt, of houden we als vereniging ons ook bezig met religie en levensbeschouwing in het algemeen? Henk ten Boom, een van de oprichters van de VNK, voorzag 25 jaar geleden al dat de vereniging met dat spanningsveld te maken zou gaan krijgen. Hij vroeg zich in 1989 al af hoe breed de kerkgeschiedenis mag zijn. Ten Boom dacht dat vooral academici de kerkgeschiedenis zouden willen verbreden tot religiegeschiedenis in een breed perspectief. Amateurs waren volgens Ten Boom eerder geneigd om dicht bij huis te blijven en kozen voor plaatselijke of regionale kerkgeschiedschrijving.”
De verschillen tussen kerkhistorici en religiehistorici blijken in de praktijk niet groot te zijn, stelt Ravensbergen. „Kerkhistorici kunnen zich ook bezighouden met zaken die niet tot de geschiedenis van de eigen kerk of het christendom behoren. Andersom is het zo dat religiehistorici zich ook bezig kunnen houden met de geschiedenis van het instituut kerk. Van beiden kun je zeggen dat zij hun vak op niveau uitoefenen.”
Tijden veranderen, zegt hij, en oude structuren verdwijnen. „Want natuurlijk gaat in de huidige samenleving kerkgeschiedenis opschuiven in de richting van religiegeschiedenis. Binnen de VNK is ook ruimte gekomen voor andere opvattingen, voor het Jodendom, voor de islam, voor spiritualiteit en allerlei ietsismes. Dat zou 25 jaar geleden echt niet gekund hebben. Vroeger spraken kerkhistorici over Gods hand in de geschiedenis. Nu houden we ons meer bezig met de vraag op welke manieren mensen hun geloof in praktijk brengen. In mijn jeugd zou ik gezegd kunnen hebben: „Ik ben een christen.” Nu zeg ik: „Ja, ik ben wel een christen, maar ik ben ook socialist en ik kan sommige dingen van de islam ook nog mooi vinden. Ik ben meer dan wat het gereformeerde jongetje uit Poortugaal dacht te zijn.”
De VNK is een bovenconfessionele vereniging.
„Als we in Venlo zijn, kiezen we voor een rooms-katholiek thema. Zijn we in Haarlem, dan bestuderen we de verdraagzaamheid van Coornhert. Komen we in Kampen, staat de gereformeerde geschiedenis op ons netvlies.”
Het Nederlands protestantisme telt veel amateurkerkhistorici. Is dat lastig voor een vereniging als de VNK, met zo veel academisch geschoolde leden?
„Amateurhistorici doen vaak goed werk, en ze hebben ook weleens wat begeleiding nodig. Het zijn vaak bevlogen mensen met een warm hart voor geschiedenis. Het zou goed zijn als dat gecombineerd zou worden met enige wetenschappelijke kennis. Anders dreigt het gevaar van liefhebberij, hagiografie, heiligenverering. Je kunt zo veel liefde hebben voor je eigen kerk en voor de dingen van vroeger dat het uit de pas gaat lopen. Aan de andere kant heeft een professioneel kerkhistoricus weleens een amateur nodig om hem erop te wijzen dat het wel moet gaan over de gewone mensen van toen. Over mensen die baden, geloofden, zongen, vroom wilden zijn, naar een preek wilden luisteren.”
De gereformeerde gezindte kent bladen zoals Oude Paden en KerkHistoriaal. Hoe waardeert u dat?
„Daar zullen wij nooit neerbuigend over doen. Ik kijk daar met een milde blik naar en vraag alleen: Waar zit hun hart? Waar gaat hun liefde naar uit? Misschien zou je als wetenschapper soms willen zeggen: Hé, dit of dat zou objectiever kunnen, maar wie ben ik dat ik daar de vinger bij zou leggen?”
Een trend is ook het schrijven van herdenkingsboeken over lokale kerkgeschiedenis.
„De kleine kerkgeschiedenis is van belang. Zulke boeken zijn geschreven door mensen met veel liefde voor hun eigen kerk en bezieling voor de eigen levensovertuiging. Ze schrijven over de mensen van toen en in hun boeken kijk je mensen in hun hart. Mensen van nu willen nu eenmaal graag iets van hun eigen geschiedenis beschreven hebben. We moeten daarbij wel willen leren van de wereld om ons heen, want geen enkele kerk leeft nog op zijn eigen eiland. Als we willen schrijven over al die mensen die bleven, moeten we ook durven schrijven over de mensen die eruit zijn gestapt. Ook mensen en groepen mensen die van het hoofdspoor van de rooms-katholieke of reformatorische kerk zijn afgeweken, moeten worden meegenomen in het grote verhaal van de christelijke kerk. Laten we ervoor waken om in alle dingen ons eigen gelijk bevestigd te willen zien, want dat wordt ook maar een saai leven.”
Is de verzuiling van de afgelopen decennia bedreigend geweest voor de grote kerkgeschiedenis van Nederland?
„Alle zuilen waren er ten behoeve van het eigen profiel. Mensen waren weleens geneigd zich daarin op te sluiten, maar we hebben inmiddels ontdekt dat dat ons ook niet verder brengt. Ik zou zeggen: sla de vleugels uit en sluit je niet op in de verzuiling. Kijk om je heen, zoek samenwerkingsverbanden, ook buiten de eigen traditie. Refo500 is daar een prachtig voorbeeld van. Zo breng je mensen bij elkaar, nationaal en internationaal.”
U vierde uw jubileum in Gouda. Waarom Gouda?
„Daar is de vereniging 25 jaar geleden begonnen. Het is een mooie en interessante stad waar veel plaatselijke kerkgeschiedenis op straat ligt, maar waar je ook de landelijke ontwikkelingen vindt, van de strijd tussen remonstranten en contraremonstranten, het ontstaan van de Oud-Katholieke Kerk en de komst van De Driestar.”
Ravensbergen
Christiaan Ravensbergen werd op 12 september 1968 geboren in Poortugaal. In Leiden studeerde hij kunstgeschiedenis en archeologie, in Kampen (Oudestraat) theologie, met als bijvakken gemeenteopbouw en filosofie. Vanaf 2007 is hij bestuurslid en secretaris van de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis en sinds 2011 bestuurslid van de Protestantse stichting tot steun aan het Godsdienstonderwijs in Amsterdam. Ravensbergen is docent godsdienst en levensbeschouwing (daarnaast ook vertrouwenspersoon en studentendecaan) aan de Hogeschool iPabo te Amsterdam en Alkmaar. Hij heeft preekbevoegdheid en is lid van de protestantse gemeente te Amsterdam (Nassaukerk).
Lees ook
Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis in oprichting : Historische dag in Sint Janskerk Gouda eerste openbare bijeenkomst (Reformatorisch Dagblad, 07-10-1988)