Woensdag werd bekend dat de Amerikanen Eric Betzig en William Moerner en de in Roemenië geboren Duitser Stefan Hell de Nobelprijs krijgen voor baanbrekend werk in nanoscopie. Ze hebben grenzen verlegd in wat je met een optische microscoop kan zien, meldde het Nobelcomité in Stockholm.

„Sinds het begin van de microscoop werd niet voor mogelijk gehouden dat men dingen zou kunnen zien die dichter bij elkaar staan dan de golflengte van licht. Maar wat Stefan Hell heeft gedaan is een soort trucje uithalen, waardoor het toch met een factor 20 vergroot kan worden”, aldus Schmidt. Het werk van Betzig en Moerner richt zich op het - simpel gezegd - aan en uitschakelen van lampjes in moleculen in cellen, waardoor deze gevolgd kunnen worden en hun structuren zichtbaar worden. Schmidts collega Marin van Heel omschrijft het als „een enkelband voor moleculen”.

Het belang van deze ontdekking is vooral om te begrijpen hoe ziektes zich gedragen en waarom ze zich zo gedragen. De technologie is onder meer gebruikt in onderzoek naar ziektes als parkinson en alzheimer. Schmidt verwacht echter niet dat de huidige generaties hier al profijt van kunnen hebben. „Het duurt nog wel even voordat het concreet zijn vruchten gaat afwerpen.”