Ze hebben grenzen verlegd in wat je met een optische microscoop kan zien, maakte het Nobelcomité woensdag bekend in Stockholm.

De drie hebben ervoor gezorgd dat met een microscoop kleinere deeltjes kunnen worden bestudeerd dan eerder mogelijk was. Dat deden ze met laserstralen en verschillende kleuren licht. Daardoor werd het mogelijk om een betere resolutie te krijgen dan de helft van de golflengte van het licht. Die resolutie werd lang gezien als het maximaal haalbare.

De technologie is onder meer gebruikt in onderzoek naar ziektes als parkinson en alzheimer. Betzig, Moerner en Hell werkten los van elkaar.

Hell reageerde overdonderd op de prijs. „Ik kan het niet geloven”, zei de Duitser. Hij werd gebeld door de voorzitter van het Nobelcomité. „Daardoor realiseerde ik me dat het waar is. Maar het duurde even voor ik het besefte”, vertelde Hell.

Betzig werkt bij het ​​Howard Hughes Medical Institute in Ashburn, in de Verenigde Staten. Moerner is hoogleraar aan de Stanford University, in de Amerikaanse staat Californië. Hell is directeur bij het Max Planck Instituut voor Biofysische Chemie in Duitsland.