Turkije zit gevangen tussen oost en west
De crisis in het Midden-Oosten neemt steeds grotere vormen aan. De vlucht van tienduizenden Koerden naar Turkije opende een nieuw hoofdstuk in het drama. Maar Ankara is besluiteloos.
Terwijl de Amerikaanse president Obama probeert een grote coalitie tegen de extremistische Islamitische Staat (IS) in Syrië en Irak te formeren, groeit in Washington de wrevel over NAVO-bondgenoot Turkije.
Dit land is het enige islamitische land binnen de NAVO en grenst direct aan zowel Syrië als Irak. Een actieve Turkse participatie in de anti-IS-coalitie is daarom van vitaal belang voor het welslagen van deze missie.
De Turkse autoriteiten hebben echter duidelijk gemaakt dat hun land zich afzijdig zal houden en lieten de Verenigde Staten zelfs weten dat die geen gebruik mogen maken van de op Turks grondgebied gelegen Amerikaanse militaire basis in Incirlik.
The Wall Street Journal schreef onlangs onomwonden dat „Turkije niet langer een bondgenoot is en dat de onvermijdelijke conclusie luidt dat de Verenigde Staten een meer betrouwbare partner dienen te zoeken.” Een diplomatieke crisis lijkt op de loer te liggen.
Tot juni was Francis Riccardione de hoogste Amerikaanse diplomatiek vertegenwoordiger in Turkije. Deze oud-ambassadeur liet enkele dagen geleden een politieke bom ontploffen. Tijdens een interview beschuldigde Riccardione Turkije ervan dat het al-Qaida en andere radicale islamisten in Syrië en Irak direct steunde.
Turkije „opende zijn grenzen voor hen en gaf hun vrij toegang. We hadden uiteindelijk geen andere keuze dan dit te accepteren.” De vraag is of Turkije dit beleid ondertussen heeft gewijzigd.
Als premier had de huidige president Erdogan al zijn kaarten gezet op het ten val brengen van de Syrische president Bashar al-Assad. Hij probeerde bij herhaling de NAVO tot een militaire aanval op Syrië te bewegen. Erdogan zei indertijd dat Turkije hierbij een „voortrekkersrol” zou spelen.
In het geval van bestrijding van de Islamitische Staat lijkt Erdogan deze rol echter niet te zien zitten. De zorg van Turkije over het lot van 49 door IS gegijzelde Turken in Mosul werd steeds aangevoerd als reden hiervoor, maar IS liet deze Turkse gijzelaars enkele dagen geleden plotseling vrij. Volgens de Turkse autoriteiten gebeurde dit „zonder dat er een schot werd gelost” en er werd ook geen losgeld betaald. In westerse diplomatieke kringen werd deze verklaring echter sceptisch ontvangen.
Als gevolg van het falen van zijn buitenlandpolitiek is Turkije in een weinig benijdenswaardige positie terechtgekomen. Erdogan heeft de afgelopen jaren geprobeerd de door sjiieten gedomineerde regering in Bagdad te verzwakken, maar Washington heeft nu duidelijk gemaakt dat de Verenigde Staten de positie van deze regering juist willen versterken.
De Turkse regering had redelijk goede relaties opgebouwd met Iraaks Koerdistan, maar Turkije staat bepaald wantrouwig tegenover de huidige westerse wapenleveranties aan de Koerden. Turkije vreest dat die wapens uiteindelijk in de handen terecht zullen komen van de in Turkije verboden Koerdische afscheidingsbeweging PKK.
En tot overmaat van ramp gingen er in Washington voorzichtige stemmen op die een eventuele beperkte samenwerking met de Syrische president Bashar al-Assad bepleitten. Met de opkomst van de Islamitische Staat blijkt er plotseling een totaal nieuwe realiteit te zijn ontstaan waar Turkije mee worstelt.
De Turkse journalist Kadri Gursel wijst bovendien op de „ideologische affiniteit” tussen de islamitische AK-partij van president Erdogan en IS. Tijdens een interview vorige maand noemde de nieuwe Turkse premier Ahmed Davutoglu IS „geen terroristen maar geterroriseerden.” Volgens Davutoglu waren het soennitische moslims die zowel in Irak als Syrië geterroriseerd werden door de regering. Ze werden gedwongen om de wapens op te pakken om tegen dit onrecht te strijden.
IS gijzelde in Mosul 49 Turken, maar deze ideologische visie van Davutoglu gijzelt feitelijk de Turkse politiek. Het maakt inzichtelijk waarom de Turkse AK-partij niet wil meewerken aan de vernietiging van de Islamitische Staat, omdat IS-strijders eerder worden gezien als onderdrukte geloofsbroeders dan als terroristen.
Turkije gaat daarmee gemakshalve voorbij aan het feit dat een aanzienlijk deel van de strijders van de Islamitische Staat uit buitenlandse jihadisten bestaat. En als de ideologische affiniteit tussen de AK-partij en IS zich ook uitstrekt tot de ongekende wreedheden die IS-strijders begaan, zegt dat weinig goeds over de huidige Turkse politiek.
Inmiddels heeft Turkije afgelopen weekeinde tienduizenden Koerdische vluchtelingen toegelaten die voor het geweld van IS waren gevlucht. Maar of dit humanitaire gebaar tot een fundamentele wijziging in het Turkse beleid zal leiden, is intussen maar zeer de vraag.
De komende weken zullen cruciaal zijn voor het welslagen van de –vooral Amerikaanse– plannen om IS militair te verslaan. Turkije zal daarin –gewild of ongewild– een belangrijke rol spelen. Het is nu aan Ankara om te bewijzen dat het ook in dezen een betrouwbare NAVO-partner is.