Het hof stelde zich achter een lagere rechtbank op die in september vorig jaar oordeelde dat België niet rechtsbevoegd is in de zaak.

De Belgische advocaat Jan Fermon had de zaak aangespannen namens zeventien Irakezen en twee Jordaniërs die gewond zijn geraakt of familieleden hebben verloren door het gebruik van fragmentatiebommen en beschietingen in maart 2003. De groep legde de zaak voor aan het hof van cassatie, hoewel de Belgische regering vorig jaar de zogeheten ”universele jurisdictie” schrapte op grond waarvan in België tegen buitenlanders een procedure kon worden aangespannen op grond van buiten België gepleegde oorlogsmisdaden.

Fermon erkende na de afwijzing dat de zaak nu „juridisch dood” is, maar zei tegelijkertijd nog mogelijkheden te zien bij een andere rechterlijke instantie. Hij had aangevoerd dat de nieuwe wet op de oorlogsmisdaden niet met terugwerkende kracht geldt en dus niet van toepassing is op de aanklacht, die was ingediend voordat de wet werd ingevoerd.

Het hof van cassatie wees vorig jaar ook soortgelijke klachten af tegen voormalig president George Bush senior, andere hoge Amerikaanse regeringsfunctionarissen en de Israëlische premier Ariel Sharon. De juridische stappen leidden tot bevriezing van de Amerikaans-Belgische betrekkingen. Die werden pas weer aangehaald nadat de Belgische premier Guy Verhofstadt had besloten de wet aan te passen.