Bij ivf worden eicellen in een laboratorium bevrucht met zaadcellen. Daarna worden een of twee levensvatbare embryo’s teruggeplaatst in de baarmoeder, in de hoop op een zwangerschap. Embryo’s die overblijven, worden ingevroren, om eventueel later teruggeplaatst te worden.

In 2013 werden 230 tweelingen en zes drielingen geboren uit ivf. Deze drielingen zijn ontstaan nadat een van de twee teruggeplaatste embryo’s gesplitst was. „Daardoor ontstaan een twee-eiige tweeling en een eeneiige tweeling in een keer”, legt Smeenk uit.

Vrouwen hebben bij het Amsterdamse VUmc de hoogste kans van slagen om met behulp van ivf zwanger te worden: 40 tot 45 procent. De kans is het kleinst bij het UMCG in Groningen: 16 tot 22 procent.

Toch waarschuwt Smeenk voor al te makkelijke conclusies. „Dat een centrum laag scoort, kan komen doordat zij meer ‘moeilijke’ vrouwen behandelen: vrouwen die al wat ouder zijn bijvoorbeeld, of die om religieuze redenen geen embryo’s willen invriezen. Bij dit soort groepen ligt het allemaal wat ingewikkelder.”

Daarnaast speelt ook mee wat voor laboratoriumtechnieken er gebruikt worden, weet Smeenk uit ervaring. Twee jaar geleden lag het aantal zwangeren na een ivf-behandeling in ‘zijn’ Elisabeth Ziekenhuis lager dan normaal. „Een aantal veranderingen in laboratoriumtechnieken die we toen recentelijk hadden doorgevoerd, hebben we teruggedraaid”. Met effect: het Tilburgse ziekenhuis staat inmiddels weer in de top 3.