Duitse verdrevenen krijgen eigen gedenkdag
BERLIJN (ANP/DPA). De Duitsers die na de Tweede Wereldoorlog uit de vroegere Duitse gebieden in Polen, Tsjechië en Rusland werden verdreven, krijgen hun eigen gedenkdag. Op 20 juni, Wereldvluchtelingendag, zal Duitsland niet alleen aandacht besteden aan de vluchtelingen in de wereld, maar vooral aan de verdrevenen, heeft de regering woensdag besloten.
Het aantal Duitsers dat gedwongen de vroegere Duitse gebieden moest verlaten, wordt op zeker 12 miljoen geschat. De meesten verlieten hun land tussen begin 1945 en 1949. Een bekend voorbeeld zijn de Sudeten-Duitsers, die na de Tweede Wereldoorlog uit Sudetenland in het westen van het toenmalige Tsjecho-Slowakije werden verdreven. Volgens het Duitse bureau voor de statistiek zijn daarbij 275.000 Tsjecho-Slowaakse Duitstaligen omgekomen, onder meer door moordpartijen en standrechtelijke executies.
„Vlucht en verdrijving zijn een deel van de Europese geschiedenis in de 20e eeuw”, zei minister Thomas de Mazière van Binnenlandse Zaken. Door de gedenkdag in te stellen heeft de regering volgens hem een „bevredigend einde aan een lange en soms moeilijke discussie” gemaakt. De Bond van de Verdrevenen, die in 1958 werd opgericht, verzette zich jaren tegen de toenadering van de West-Duitse regering tot de landen in Oost-Europa, die begon met de zogeheten Ostpolitik onder bondskanselier Willy Brandt (1969-1974).