Collectieve zelfmoord Japanse burgers tijdens de slag om Okinawa
De slag om Okinawa was een van de bloedigste confrontaties tussen de Amerikaane en de Japanse strijdkrachten in de Pacific in 1945. De slag verliep ook dramatisch voor burgers op en rond het eiland. Ze werden gedwongen elkaar en zichzelf te doden.
Vrijdag herdacht Nederland de capitulatie van Japan, die dag precies 69 jaar geleden. En opnieuw gebeurde dat vanuit de beleving van Indische Nederlanders, die aan den lijve de Japanse agressie meemaakten. Dat is begrijpelijk, maar er zijn meer invalshoeken van waaruit je het Japanse oorlogsverleden en de capitulatie kunt herdenken (en die nu door de Indiëherdenking onderbelicht blijven).
Die van Japanse burgers bijvoorbeeld. Nu is ook die benadering niets nieuws en dat komt door de Amerikaanse atoombommen op de Japanse steden Hirosjima en Nagasaki (op 5 en 9 augustus 1945) die Japan behalve dader toch vooral ook gedupeerde maakten.
Japanse burgers waren zeker óók slachtoffers van de oorlogsmachine die het Japans Keizerlijke Leger heette, en niet enkel vanwege de twee atoombommen. Zo speelde een specifiek drama onder burgers zich af op en rond het eiland Okinawa, in het voorjaar van 1945. De Amerikaanse troepen rukten vanuit het zuiden op naar Honshu, het grootste eiland van Japan. In principe was de oorlog voor Japan verloren; in feite niet, want er was nog geen sprake van capitulatie. Tijdens de slag om Okinawa, die bijna drie maanden duurde (van 1 april tot 22 juni 1945) verzetten de Japanse strijdkrachten zich ongekend fel tegen de Amerikaanse opmars. De slag staat dan ook bekend als een van de bloedigste van alle slagen in de Pacific. Aan Japanse kant zouden naar schatting 150.000 mensen –soldaten én burgers– zijn omgekomen, aan Amerikaanse zijde vonden ruim 12.000 soldaten de dood. Voor Washington gaf dat de doorslag om de atoombom in te zetten teneinde Japan op de knieën te krijgen.
De verbetenheid waarmee Japan zich vanaf Okinawa verzette blijkt ook uit het ongekend hoge aantal kamikazeaanvallen (zelfmoord-acties) met vliegtuigen (en in mindere mate met duik- en speedboten) op Amerikaanse doelen.
Banzai!
Zelfmoord speelde bij deze slag ook een rol als het gaat om burgerdoden. Deze zomer verscheen in ”The Asia Pacific Journal” een interview met de 85-jarige Kinjo Shigeaki onder de titel ”Banzai! The Compulsory Mass Suicide of Kerama Islanders in the Battle of Okinawa”. Daarin vertelt Shigeaki hoe hij eind maart 1945 door Japanse soldaten werd gedwongen om zijn moeder, zijn jongere zus en broertje om het leven te brengen op het moment dat de Japanse strijdkrachten de slag om Okinawa dreigden te gaan verliezen en de Amerikaanse troepen verder oprukten. Niet enkel Shigeaki moest dat doen, vele honderden bewoners op en rond Okinawa, in groepen bijeengedreven, deden dat.
Dat die gedwongen collectieve (zelf)moord (”shudan jiketsu”) van Japanse burgers plaatshad is geen geheim in Japan en daar is de regering in Tokio zelf debet aan – precies omdat die probeerde om deze zwarte episode in het Japanse oorlogsverleden (een van de vele) voorgoed uit te wissen. In 2007 gaf de toenmalige regering bevel de tekst over het gedwongen karakter van de collectieve zelfmoorden uit de schoolboeken te halen. In plaats daarvan moest leerlingen worden voorgehouden dat burgers met hun (zelf)moord een „vrijwillige heldendaad” wilden verrichten.
Het verhaal van Shigeaki, zoals hij dat afgelopen voorjaar liet optekenen door de journalist Michael Bradley, laat echter een ander beeld zien. Dominee Shigeaki, moeten we schrijven, want de knagende herinnering aan de door hem gepleegde moorden op zijn moeder, zusje en broertje hebben hem uiteindelijk aan de voeten van de Heere Jezus gebracht.
Omsingeld
„Op 26 maart 1945”, zo begint Shigeaki zijn verhaal, „landden de Amerikanen op de kust van enkele van de eilanden bij Okinawa. Wij woonden op Tokashiki en werden door de Japanse soldaten gedwongen naar Nishiyama, in het noorden van het eiland, te verhuizen, waar de soldaten hun kamp hadden. We moesten dat in het donker doen zodat de Amerikanen ons niet zouden zien. Het regende die nacht hevig en ik weet niet meer hoe lang we geploeterd hebben om er te komen, zo’n vier uur denk ik; de zon kwam op toen we op de plek van bestemming waren.
Zo’n 800 eilandbewoners –mannen, vrouwen, kinderen– waren in Nishiyama bijeengedreven en van alle kanten werden we omsingeld door Japanse soldaten. Uren verstreken voordat een soldaat naar ons toekwam met het bevel dat we drie keer luidkeels ”Banzai” (lange leve de keizer) moesten roepen. We beseften heel goed dat dit altijd werd gedaan door soldaten die zelfmoord gingen plegen zodra de nederlaag aan het front dreigde. Meer kregen we niet te horen, maar dat bevel maakte wel duidelijk wat de bedoeling was. Direct daarop kwamen soldaten op ons aflopen en deelden ze granaten uit, qua aantal volstrekt onvoldoende voor de menigte die daar stond – ons gezin kreeg er zelfs niet een. „Trek de pin uit de granaat en laat hem in uw hand ontploffen”, klonk het vanaf de zijlijn. Explosies volgden, maar omdat er te weinig granaten waren uitgedeeld , overleefde de meesten in de groep die. Vervolgens begonnen mensen elkaar met knuppels, stokken en messen te bewerken.”
Taak van vaders
„Nu hadden de vaders de taak om hun eigen gezin te doden, en vervolgens zichzelf, maar omdat mijn vader al langer geleden was overleden moest ik dat als 16-jarige met mijn oudste broer dat doen. Ik weet niet precies meer hoe we onze moeder hebben gedood, eerst hebben we het met een touw geprobeerd, maar uiteindelijk hebben we haar met zware stenen hard op haar hoofd geslagen. Ik huilde toen ik zo bezig was en zij natuurlijk ook. Daarna was mijn zusje aan de beurt –ze zou naar groep 4 van de basisschool gaan– en mijn broertje – die zat in groep 1. Ik weet ook niet meer precies hoe ik hen heb gedood, maar moeilijk was het niet, ze waren nog klein – ik meen dat we iets van een speer hebben gebruikt.
Overal om ons heen was er gehuil en geschreeuw van mannen, vrouwen en kinderen, vaders en moeders, opa’s en oma’s die elkaar moesten doden of zelf werden gedood.
Toen mijn broer en ik klaar waren met het doden van onze familieleden, keken we elkaar aan met de vraag: wie van ons als eerste zou sterven. Op dat moment kwam een jongen van 15, 16 op ons afrennen die riep: „Stop, laten we de Amerikanen te lijf gaan en dan door hen gedood worden in plaats van op deze manier te sterven.” We bedachten ons geen moment en renden weg van die verschrikkelijke plek die bezaaid lag met doden en stervenden.”
Verraden
„De eerste soldaat die we tegenkwamen was geen Amerikaan maar een Japanner. We stonden als aan de grond genageld. Waarom was hij nog in leven? Waarom moesten lokale bewoners zelfmoord plegen en bleven Japanse soldaten zelf in leven? We voelden ons verraden toen we dat zagen. In plaats van onszelf de dood in te jagen zijn we toen de bergen ingevlucht, ook om ons te beschermen tegen de hevige Amerikaanse bombardementen, waardoor werkelijk alles –huizen, scholen, kantoorgebouwen– tegen de vlakte ging.
Een aantal weken heb ik in de bergen doorgebracht, vrijwel zonder eten. Om nog wat binnen te krijgen sloop ik naar het strand om uit de zee wat eetbaars te halen. Na een paar weken werd ik uitgehongerd en vermagerd door een Amerikaanse soldaat aangehouden. Met nog twintig anderen werd ik in een vrachtwagen geladen die linea recta de zee in reed. Ik dacht: ze gaan ons verdrinken, maar er gebeurde niets – we bleken in een amfibievoertuig te zitten om naar een interneringskamp op Tokashiki te worden gebracht.
Later hoorde ik dat er op mijn geboorte-eiland zeker 300 mensen waren omgekomen bij die gedwongen (zelf)moorden; op de Kerama-eilanden als geheel kwamen zeker 600 burgers door gedwongen (zelf)moord om.”
Bijbel
Na de oorlog bleef de herinnering aan die moordpartij Shigeaki achtervolgen. „Ik vond het moeilijk om door te leven, gezien de verschrikkelijke dingen die ik had gedaan. Dat veranderde toen een zekere mijnheer Tanahara me benaderde en me een Bijbel gaf. Ik had nog nooit een Bijbel gezien, laat staan erin gelezen, maar toen ik erin bladerde werd ik geraakt door woorden als ”dood”, ”leven” en ”redding”. Snel heb ik daarna een Bijbel voor mijzelf gekocht en ben erin gaan lezen. Dat gaf me troost en rust. In 1948 ben ik per boot van Tokashiki naar Itoman op Okinawa gegaan om daar gedoopt te worden in de kerk van Itoman. Vele jaren later ben ik predikant van deze kerk geworden.”
Shigeaki geeft toe dat niet enkel dwang van de soldaten meespeelden bij de massale zelfdodingen. „Het leven was voor ons Japanners iets ondergeschikts geworden, mensen vermoordden elkaar gemakkelijk. Dat kwam vooral ook door de nationalistische opvoeding en dito onderwijs op de scholen.”
Shigeaki vindt dat de huidige Japanse regering een boekje open zou moeten doen over dit gruwelijke stukje oorlogsverleden, in plaats van het te verdoezelen.
Onder invloed van oplevend rechts-nationalisme is Japan sinds een aantal jaren bezig met een verdoezelcampagne rond zijn oorlogsverleden. Ds. Shigeaki’s pleidooi maakt mede om die reden vooralsnog weinig kans.
„Verkeerde voorstelling van zaken”
De gedwongen collectieve (zelf)moorden (”shudan jiketsu”) door Japanse burgers waren in maart 2007 ineens voorpaginanieuws toen het Japanse ministerie van Onderwijs bevel gaf om schoolboeken op dit punt te corrigeren. Historicus (en inwoner van Okinawa) Aniya Masaaki schrijft in een studie over deze periode dat de minister –en met hem de Japanse veteranen of hun nabestaanden– het „een verkeerde voorstelling van zaken” vond dat het Japanse leger direct opdracht gaf tot de zelfmoorden en moorden. Eerder zou er sprake zijn geweest van heroïsche zelfopoffering voor de keizer, zoals dat binnen de strijdkrachten ook gemeengoed was. Een golf van protest steeg op toen de schoolboekcorrecties ook daadwerkelijk werden doorgevoerd.
Getuigenissen van overlevenden bevestigden de directe rol die het leger wel degelijk bij de zelfmoorden had; de dwang tot (zelf)moord past ook in het beeld van een buitengewoon wreed leger dat in die laatste maanden van de oorlog als een beest tekeerging tegen de eigen bevolking. Zo werden mensen uit hun schuilplaatsen gesleurd en gemarteld en afgeslacht zodra het maar even leek dat ze iets voor de Amerikanen hadden gedaan.