Miljoen Belgen vluchtten naar Nederland
RIJSWIJK (ANP). Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam er een enorme vluchtelingenstroom vanuit België naar het neutrale Nederland op gang, met als piek na de val van Antwerpen op 10 oktober 1914. Uiteindelijk kwamen tijdens de oorlog rond de 1 miljoen Belgen naar Nederland en bleven tot na de oorlog constant ruim 100.000 vluchtelingen hangen.
Vooral het Rode Kruis kreeg direct met die toestroom van burger- en militaire vluchtelingen te maken. Het bieden van hulp was in het begin niet makkelijk. Uit angst betrokken te raken bij de oorlog was het artsen verboden naar het buitenland te gaan en mochten ook ambulances de grens niet passeren. Pas toen we weer „ruimer adem konden halen”, citeert een woordvoerster van het Rode Kruis oude logboeken, werd het toegestaan hulp te bieden.
Voor de vluchtelingen werden noodziekenhuizen opgezet in onder andere Limburg, Brabant en Zeeland en interneringskampen verdeeld over Nederland. Zo werd de druk van vluchtelingen over een groot deel van het land verspreid. Tot in Drenthe en Gelderland aan toe werden Belgische kampen voor burgers opgezet. Militaire vluchtelingen kwamen terecht in aparte kampen in onder meer Alkmaar, Amersfoort, Harderwijk, Oldebroek en Groningen.
De vluchtelingen die verpleging nodig hadden, werden bij de grens door het Rode Kruis zo snel mogelijk behandeld en daarna op de trein gezet, verder het land in naar de verschillende opvangkampen. De meeste kampen waren overigens opgebouwd in de zuidelijke provincies. De opvang was voor de meeste mensen van korte duur, want vanaf november 1914 gingen de meeste burgervluchtelingen al weer naar huis.