John Knox vleide niemands vlees
De eerste martelaar van de Schotse Reformatie was Patrick Hamilton. Op de brandstapel in St. Andrews liet hij, 24 jaar oud, op gruwelijke wijze het leven. Hamilton werd levend door een loopvuur van buskruit geroosterd. Staande te midden van hout en kolen beval hij zijn geest in de handen Gods. John Knox stond erbij.
Een huivering ging door de stad. Vol ontzetting keken de omstanders toe. Onder hen bevond zich de jonge John Knox. Deze zou daadwerkelijk de Reformatie in Schotland in gang zetten, maar Hamilton was de man die er de fundamenten voor had gelegd. Knox schrijft in zijn ”History of the Reformation in Scotland” dat het „God in Zijn grote barmhartigheid behaagde om Zijn dienstknecht Patrick Hamilton te verwekken, met wie onze geschiedenis een aanvang neemt.”
Over de jeugdjaren van John is niet zo veel bekend. Hij beschrijft wel de geschiedenis van de Schotse Reformatie, maar vertelt daarin weinig over zichzelf. Van hem is wel bekend dat hij „geen vlees vleide”, zeker ook niet zijn eigen.
Knox studeerde eerst aan de Latijnse school in zijn geboorteplaats Haddington. Zijn universitaire studie in St. Andrews stond in het teken van het Latijn, de taal die gesproken werd in de liturgie van de Rooms-Katholieke Kerk. Grieks en Hebreeuws, de grondtalen van de Bijbel, kwamen op het lesprogramma niet voor.
Afvallige priester
In St. Andrews werd Knox tot priester gewijd. Bestudering van de kerkvaders Hiëronymus en Augustinus deed hem gaandeweg twijfelen aan allerhande bedenksels uit Rome, zoals het karakter van de mis, het doen van de biecht, het maken van bedevaarten, het vereren van heiligen, het slaan van kruisjes en de vrees voor het vagevuur.
Het moet rond 1542 geweest zijn dat John Knox, onder invloed van de rondtrekkende prediker George Wishart en door het lezen van de eerste geschriften van Luther, openlijk koos voor de beginselen van de Reformatie. Aartsbisschop Beaton veroordeelde hem als ketter en als een afvallige priester.
Ondanks veel tegenwerking van de rooms-katholieken werd Knox door aanhangers van de Reformatie bevestigd tot predikant in St. Andrews. Hij preekte daar in de kapel van het kasteel voor een groeiende groep aanhangers. In veel preken noemde hij de Roomse Kerk een synagoge des satans en de paus de antichrist. Het volk was er diep van onder de indruk.
Het kasteel werd echter overvallen en Knox gevangengenomen. Hij kwam aan boord van een Franse galei, waar hij ruim anderhalf jaar als ketter werd behandeld en slavendienst moest verrichten. Aan boord van de galei zag hij kans om een soort geloofsbelijdenis op te stellen. Hij wist die naar zijn herderloze gemeente te zenden, waar zijn woorden met vreugde werden ontvangen.
In 1549 kwam Knox vrij. Hij keerde niet naar Schotland terug, maar bleef voorlopig in Engeland, waar geloofsvrijheid was. Hij preekte onder meer in Berwick-upon-Tweed, in het noorden van Engeland, en werd in 1551 voor korte tijd predikant in Newcastle-upon-Tyne.
Izebel
Toen in Engeland in 1553 Mary Tudor (de fel roomsgezinde Bloody Mary) aan de macht kwam, vluchtten veel Engelse protestanten naar het vasteland van Europa. Knox nam de wijk naar Genève, waar hij kennismaakte met Calvijn. Bij hem en diens vrienden vond hij een gastvrij onthaal. In Genève studeerde hij Hebreeuws en kwam hij tot de ontdekking dat zijn broeders in Zwitserland dezelfde grondbeginselen voorstonden die hij in St. Andrews tot de zijne had gemaakt. Er ontstond een hechte vriendschap.
In Genève kreeg Knox een beroep van de grote Engelse vluchtelingengemeente in het Duitse Frankfurt am Main. Op aandringen van Calvijn nam hij het beroep aan. Zijn ambtsperiode in Frankfurt duurde echter niet lang, er ontstond al spoedig verdeeldheid over de liturgie en de inrichting van de eredienst. Het was vooral het Book of Common Prayer waarover het conflict was gerezen.
Daar kwam nog iets bij: in een brief (”A faithful admonition to the Professors of God’s truth in England”, 1554) aan zijn Engelse vrienden had Knox koningin Mary van Engeland vergeleken met Izebel. Men klaagde hem aan wegens hoogverraad. De commotie liep zo hoog op dat Knox het preken werd verboden en hij Frankfurt moest verlaten. Opnieuw nam hij zijn toevlucht in Genève.
In de zomer van 1555 keerde Knox naar Schotland terug. Het vuur van de Reformatie bleek daar niet gedoofd, maar velen woonden toch weer de mis bij. Op verschillende plaatsen (Edinburgh, Ayr en Angus) verkondigde Knox het Woord en bediende hij het heilig avondmaal, eerst in het geheim, later in het openbaar. De rooms mis noemde hij afgodendienst en hij leerde dat het een christen niet geoorloofd is om bij een afgodendienst aanwezig te zijn. Radicaal stelde hij zijn gehoor voor de keus: het is Christus óf de paus.
De Engelse vluchtelingen in Genève waren Knox echter niet vergeten. Ze begeerden hem als hun predikant. Knox besloot het beroep aan te nemen. Met zijn vrouw en schoonmoeder verliet hij in juli 1556 Schotland om in Genève de herdersstaf op te nemen. Ondertussen hadden roomse geestelijken in Edinburgh Knox voor de kerkelijke rechtbank gedaagd. Hij werd bij verstek ter dood veroordeeld en symbolisch verbrand.
Vrouwenregime
In Genève had Knox het goed. Opnieuw verdiepte hij zich in de leer van Calvijn. In 1558 verscheen zijn beroemdste geschrift, ”First blast of the trumpet against the monstruous regiment of women” (De eerste trompetstoot tegen het monsterlijke vrouwenregime). Vanuit de Bijbel toonde Knox aan dat vrouwen de regeermacht niet toekomt. Deze aanklacht was met name gericht tegen Bloody Mary. Calvijn was er niet erg over te spreken en het boek mocht in Genève niet aan de man worden gebracht. Knox werkte ook mee aan de totstandkoming van de ”Geneva Bible” (1560).
De Engelse vluchtelingen in Genève waren zeer op hem gesteld. In zijn brieven aan vrienden in Schotland schreef Knox: „Ik ben niet bang en voel me ook niet beschaamd om te stellen dat Genève de beste school van Christus op aarde is sinds de tijd van de apostelen. Ook op andere plaatsen is er een waarachtige Christusprediking, maar nergens anders dan in Genève heb ik zo’n duidelijke reformatie van zowel de religie als de leefwijze gezien.”
De vrienden uit Schotland waren hem echter niet vergeten. Twee van zijn aanhangers ondernamen de reis naar Genève om hem een beroepsbrief te overhandigen. En zo vertrok hij in 1559 opnieuw naar zijn vaderland.
In 1560 verscheen de ”Scottish Confession of Faith”, de Schotse geloofsbelijdenis, gebaseerd op de beginselen van de Reformatie. Het geschrift draagt duidelijk het stempel van de catechismus van Calvijn en van de belijdenis zoals deze in Genève functioneerde. Daarmee lag de weg naar het protestantisme open. De ”Confession of Faith” zorgde voor een waterscheiding in de geschiedenis van Schotland.
Zijn laatste dagen bracht Knox in Edinburgh door, waar hij als de eerste reformatorische predikant preekte in de St. Giles’ Cathedral. Op 24 november 1572 overleed hij aan een longontsteking.
Gevangen
In 1547 werd John Knox gevangengenomen en als slaaf op een galeischip te werk gesteld. Daar werd langdurig geprobeerd hem zijn ketterse denkbeelden te doen herroepen en opnieuw deel te laten nemen aan de roomse gebruiken. Hij gaf echter niet toe en weigerde om het Mariabeeld te kussen dat op een plank geschilderd was en hem werd voorgehouden. Toen ze hem de plank in het gezicht duwden, nam hij deze aan, wierp die in zee en zei: „Laat onze lieve vrouwe nu zichzelf helpen. Ze is licht genoeg! Ze moge dan eens leren zwemmen.”
Geboortejaar
Het geboortejaar van John Knox is niet met zekerheid vast te stellen. Thomas McCrie houdt het in ”The life of John Knox” (1811) op 1505. Friedrich Brandes noemt in zijn boek ”John Knox, der reformator Schottlands” (1862) eveneens het jaar 1505. Op de gedenksteen op de plaats waar men zijn geboortehuis vermoedt, in het dorpje Haddington, staat ook het jaartal 1505.
Anderen gaan uit van 1514, zoals Geddes McGregor in ”The Thundering Scot; a portrait of John Knox” (1957) en dr. D. M. Lloyd-Jones en Iain H. Murray in ”John Knox and the Reformation” (2011). Datzelfde geldt van John J. Murray, auteur van ”Bitesize Biography” van John Knox. Ook de recente biografie van Rosalind K. Marshal, ”John Knox” (2008), houdt het op 1514.