GG vullen statuut aan inzake huwelijk
De Gereformeerde Gemeenten hebben in het eigen statuut van de kerk een nadere begripsbepaling over het huwelijk opgenomen: „Een voor de burgerlijke overheid op bijbelse gronden gesloten huwelijksverbintenis tussen één man en één vrouw.”
In september verzocht de synode na te gaan of deze definitie in artikel 70 van de Dordtse Kerkorde zou kunnen worden opgenomen. De commissie kerkrecht wees er woensdag op dat de term statuut meer omvat dan alleen de kerkorde. Daaronder valt volgens de parlementaire geschiedenis bij het Burgerlijk Wetboek alle regelgeving die een kerk zich voor het eigen functioneren gesteld heeft. De commissie stelt daarbij dat de DKO de basisstructuur biedt voor het kerkelijk leven. Een synodebesluit ter nadere invulling van het huwelijk, zoals dat in artikel 70 aan de orde komt, „mag geacht worden te behoren tot het kerkelijk statuut, ook al wordt de DKO als zodanig niet veranderd.”
De synode nam het advies van de commissie kerkrecht over om via een ’noot’ bij artikel 70 van de DKO melding te maken van het besluit waarin de generale synode het huwelijk definieert. Op voorstel van het moderamen gaat deze toevoeging luiden: „De generale synode der Gereformeerde Gemeenten van 2001 heeft het duidelijk geacht om conform Gods Woord hierbij aan te tekenen als huwelijk te beschouwen een voor de burgerlijke overheid op bijbelse gronden gesloten huwelijksverbintenis tussen één man en één vrouw, naar de zin van de instelling voor het leven aangegaan.”
Een van de afgevaardigde ouderlingen merkte op dat het goed zou zijn als verwante kerkgenootschappen ook deze voetnoot zouden opnemen. Daarop antwoordde ds. W. Silfhout dat ieder kerkgenootschap daarin zijn eigen verantwoordelijkheid heeft. De synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken besloot in november aan haar kerkorde een nadere omschrijving van het huwelijk toe te voegen. Met een dergelijke toevoeging worden het geregistreerd partnerschap en het homohuwelijk uitgesloten.
Ds. Silfhout vroeg of, nu deze voetnoot is geplaatst, verwacht moet worden dat op allerlei andere terreinen ook voetnoten worden aangebracht. Ds. G. J. van Aalst, lid van de commissie kerkrecht, beklemtoonde dat het aanbrengen van voetnoten in de DKO tot de hoge uitzonderingen moet blijven behoren. Ds. P. Mulder: „Deze noot was echt uit de nood geboren.”
De vergadering besloot uiteindelijk ook om een gecorrigeerde en geautoriseerde tekst uit te geven van de in 1907 aanvaarde en later door ds. G. H. Kersten bij herhaling uitgegeven DKO uit 1618-1619.