Verstedelijking in China lost problemen op en schept ze
China als een grote metropool. Dat is het ideaal dat de autoriteiten voor ogen hebben. De economie vaart er wel bij, want in steden wordt gehandeld, gekocht en gegeten. Maar niet iedereen gaat daarvan profiteren, lijkt het.
De jaarlijkse toename van het aantal stedelingen in China bedraagt gemiddeld 13 miljoen. In 2030 zijn Chinese steden de woonplek van 70 procent van de totale bevolking van 1,3 miljard; nu is dat nog 54 procent. Dat is goed nieuws voor de Chinese regering want die heeft verstedelijking tot dé motor van economische groei bestempeld. En van hervorming, want China’s eenzijdige en daardoor kwetsbare economie, draaiend op export en op bouwprojecten van de staat, moet worden vervangen door een door de binnenlandse markt aangedreven groei. En waar floreert zo’n markt beter dan in de steden met hun shoppend publiek?
Jarenlang was het vooral de oostkust waar sprake was van verstedelijking – daar zat immers de exportindustrie en daarheen trok iedereen die minder arm of zelfs rijk wilde worden. Om de welvaarts- en ontwikkelingskloof tussen oost en west in China te verkleinen, moeten steden nu vooral in het binnenland gaan uitdijen.
Een stad als Chengdu, hoofdstad van de provincie Sichuan in het zuidwesten, is nu nog een tweederangsstad vergeleken met de kolos Sjanghai, maar dat moet veranderen, vinden de machthebbers in Peking. Daarom is er onlangs een ”groot verstedelijkingsplan” gelanceerd.
Sociale onrust
Dat project is ook nodig om stedengroei in goede banen te leiden, want bij die samenklontering van mensen kan veel misgaan. Zo loert er sociale onrust onder groepen die zich in de stad misdeeld voelen, of bedreigd. Twee risicogroepen heeft de Chinese regering vooral op het oog. De eerste zijn migranten van het platteland die in de stad werken en wonen. Dat is geen verwaarloosbaar groepje meer, integendeel. Meer dan een derde van de stedelijke bevolking van China (in totaal 730 miljoen) bestaat uit migranten. Dát ze een bron zijn van potentiële onrust komt doordat ze gediscrimineerd worden door de ‘echte’ stedelingen.
Van die zogenaamde echte stadsbewoners vormt de middenklasse –rond de 260 miljoen zielen– een tweede risicofactor. Klagen de migranten over wat ze niet hebben, de middenklasse vreest vooral vanwege wat ze wél hebben: hun rijkdom en bezittingen zijn niet veilig in een omgeving waar het eigendomsrecht niet boven alle partijen is verheven en waar ze op hun hoede moeten zijn voor grijpgrage bestuurders en partijbonzen.
Alertheid rond die verstedelijking is ook geboden vanwege iets anders: het reservoir aan goedkope arbeidskrachten (die enorme massa van migranten) is aan het opdrogen en dat kan die stadsgroei behoorlijk gaan hinderen. Vergrijzing van de bevolking is daarvan een belangrijke oorzaak, maar op korte termijn is daar weinig aan te doen. Bedrijven rest niets anders dan de lonen te verhogen om toch maar arbeiders aan te trekken, en dat is een welkome ontwikkeling voor de armoedzaaiers onder de migranten (ze zagen hun inkomen de afgelopen jaren inmiddels al verdubbelen).
Maar migranten met meer inkomen zijn nog geen consumenten en dat komt door hun tweederangspositie in de steden, waar ze zijn uitgesloten van gezondheidzorg, van scholing en tal van voorzieningen omdat die exclusief gelden voor echte stedelingen. Het verstedelijkingsplan van de Chinese overheid houdt daarom ook in dat deze tweedeling in de samenleving wordt opgeheven, en migranten gelijkwaardige burgers worden. Of dat zo gemakkelijk zal gaan, is evenwel de vraag.
Onzichtbare kinderen
Niet alleen migranten van het platteland zijn slachtoffer van het strenge registratiesysteem dat China kent. Ook illegale kinderen komen erdoor in de knel. Naast dit hukousysteem kent China al ruim dertig jaar een streng eenkindbeleid, waarbij echtparen in de regel maar één kind mogen hebben. Wie om welke reden dan ook meer kinderen verwekt krijgt het aan de stok met ambtenaren van het gezinsplanningsbureau, waarvan in elke stad of dorp wel een filiaal is te vinden. Zorgvuldig wordt daar in de gaten gehouden wie zich niet aan de eenkindregel houdt, en is dat ergens het geval dan klinkt al snel het bevel tot aborteren van het kind. Als ouders vermogend genoeg zijn, kunnen ze een deal sluiten: tegen betaling van een fikse boete –meestal minimaal drie keer het jaarsalaris van het paar– mag het kind toch ter wereld komen en krijgt het een geboorteakte. Er zijn ouders die een abortus weigeren, om principiële of medische reden (vanwege risico voor de moeder) en die zich zo’n boete evenmin kunnen veroorloven. Hun tweede of derde kind bestaat dan voor de wet niet, want het heeft geen geboortebewijs en kan daardoor al helemaal geen hukouregistratie verwachten. ”Heihu”, zwarte kinderen, worden ze in de volksmond genoemd, en de schatting is dat er in China zo’n 13 miljoen van zijn.
Zonder hukou valt er geen arts te raadplegen, kun je niet naar school, niet trouwen, zelfs geen trein- of vliegticket kopen. Deze kinderen zijn in feite slechter af dan de migranten in de steden, omdat die altijd nog een registratie in hun dorp kunnen laten zien. Zwarte kinderen hebben helemaal niets – niet eens een geboortebewijs en zijn in feite dus ”niet-bestaande wezens”. Sinds eind vorig jaar gloort er enige hoop voor deze kinderen. Toen kondigden de autoriteiten in Peking een versoepeling van het eenkindbeleid aan: echtparen mogen in de stad voortaan twee kinderen hebben mits tenminste een van de ouders zelf enig kind was.
Ook hier geldt dat de lokale autoriteiten, inclusief de medewerkers van de gezinsplanningbureaus, roet in het eten gaan gooien en de versoepeling aan hun laars lappen. Zo zijn statistieken rond de bevolkingsgroei in een stad of regio nog altijd belangrijke dossierstukken die bij een promotie van een lokale bestuurder of ambtenaar geraadpleegd worden.
Eens een boer, altijd een boer
Eens een boer, altijd een boer. Met die slogan worden miljoenen migrantenarbeiders van het Chinese platteland klein gehouden, ook al wonen ze al hun leven lang in de stad. Hun kinderen zijn er geboren en toch geldt ook voor hen dat ze een ”mingong”, een boerenarbeider, zijn. Nu is zo’n aanduiding niet zo erg, ware het niet dat er tal van sociale en economische beperkingen aan verbonden zijn. Grote boosdoener is het hukousysteem, dat het best met een binnenlands paspoort is te typeren, of met een papieren pin waarmee migranten van het platteland eens en voor altijd aan hun dorp van herkomst zijn vastgezet en waar ze voor gezondheidszorg, scholing en tal van andere voorzieningen naartoe moeten, ook al wonen ze duizenden kilometers daarvandaan. Omdat ze niet als inwoner van de stad geregistreerd staan (geen stedelijke hukou hebben) kunnen ze daar niet eens een huis kopen of een auto. En dat is jammer, want juist migranten hebben relatief veel spaargeld waarmee ze hun koopkracht zouden kunnen tonen. Een groep die inmiddels een derde van de stadsbevolking vormt is uitgesloten van de consumptiemaatschappij. Stadsbewoners willen dat graag zo houden: veel inwoners met een stedelijke hukou zien de migranten als een bedreiging voor verworvenheden. Zo zou de stedelijke gezondheidszorg onbetaalbaar worden als deze groep daar ook van gaat profiteren. Intussen wonen migranten vaak aan de randen van de stad, onder belabberde omstandigheden.
Opvallend is dat veel migranten het ook niet zien zitten om hun plattelandsregistratie in te ruilen voor een stedelijk document. Ze zijn veel te bang het enige stukje land dat ze in bruikleen van de staat hebben, kwijt te raken zonder ook maar enige compensatie.
Of ze nu willen of niet, de Chinese regering is van plan het hukousysteem te versoepelen en ”mingong” (boerenarbeiders) tot echte stedelingen met gelijke rechten te maken. ”Shiminhua” luidt daarbij de slogan: maak van een migrant een stedeling. Overigens zijn daar wel voorwaarden aan verbonden, zoals het hebben van een baan en inkomen. In 2020 moeten zeker 100 miljoen migranten die overstap hebben gemaakt, is de bedoeling.
Vooral lokale bestuurders zitten niet op deze ommezwaai te wachten omdat ze er een ongekende verhoging van hun uitgaven door verwachten, vanwege allerlei publieke diensten, waarvan dan ook deze verschoppelingen gebruik kunnen gaan maken.
Een bekend patroon tekent zich nu al af: de centrale overheid komt met veel bombarie met een ambitieus plan, dat vervolgens door lagere overheden wordt getackeld of vertraagd.
Crematie verplicht
De verstedelijking en het uitdijen van bestaande steden is een ramp voor de boeren die eromheen wonen, want ze worden zwaar onder druk gezet om hun land op te geven en in flats te gaan wonen.
Grond is kostbaar, vonden ze ook in de stad Anqin, in de provincie Anhui, en daarom hebben de autoriteiten er eind maart een nieuwe wet afgekondigd: de doden mogen er niet meer worden begraven, maar moeten worden gecremeerd.
Vergeleken met het gemiddeld aantal crematies in China (80 procent) komt Anqin er met 10 procent magertjes af, vindt het stadsbestuur, en daarom deze draconische maatregel.
Weigeraars kunnen rekenen op zware straffen; ook de productie en verkoop van kisten zal worden beboet. Verder kwam er een opkoopactie van al verkochte doodskisten op gang, maar volgens burgers waren de vergoedingen veel te laag (tussen de 1000 en 1500 yuan, terwijl een kist algauw 4000 yuan kost).
Sinds de nieuwe wet bekend werd, zou het aantal zelfmoorden in de stad en omgeving zijn toegenomen: bejaarden die begraven wilden worden, maakten een eind aan hun leven voordat de wet van kracht zou worden.
Onder invloed van het boeddhisme is cremeren vooral in de steden vrij normaal geworden; op het platteland overheerst vaak nog begraven. Het Chinese woord voor ”ter aarde bestellen” bestaat ook uit symbolen die gras en grond uitbeelden, met daartussen een lichaam.
Verder is er een oud spreekwoord dat zegt: Een wijze man eet in Guangzhou, hij kleedt zich in Hangzhou, hij trouwt in Suzhou (vanwege de mooie meisjes daar) en: hij sterft in Liuzhou, omdat je daar de sterkste kisten hebt.
Intussen is deze maatregel een extra nagel aan de doodskist van ouderen die het ook rond Anqin het niet gemakkelijk hebben. Door de vergrijzing in combinatie met het eenkindbeleid moeten steeds meer ouderen door steeds minder jongeren verzorgd worden.
Het aantal werkzame Chinezen zal volgend jaar al zijn hoogtepunt bereikt hebben, verwachtten deskundigen; daarna zal dat jaarlijks krimpen met 3 miljoen.
Tegelijkertijd neemt de gemiddelde leeftijd sterk toe: ruim een kwart van de 60-plussers wereldwijd woont in China. Daar komt nog eens bij dat veel jongeren wegtrekken naar de steden: de sociale samenhang op met name het platteland staat daardoor onder druk, en daar lijden vooral de achtergebleven ouderen onder.