De oorlog in Irak heeft de verdeeldheid in de hand gewerkt, aldus Annan. Het is voor 2004 van het grootste belang dat aandacht wordt besteed aan problemen die voor de meesten van de 6,3 miljard mensen op de wereld belangrijker zijn, namelijk armoede, honger en ziekte.

„We moeten zeker het terrorisme bestrijden en we moeten de verspreiding van dodelijke massavernietigingswapens voorkomen”, zei Annan. „Maar laten we ook ja zeggen tegen ontwikkeling. Laten we hoop brengen in de levens van degenen die lijden.” Hij vervolgde: „Zonder ontwikkeling en hoop komt er geen vrede.”

Annan riep in herinnering dat op de millenniumtop van september 2000 wereldleiders hadden beloofd tegen 2015 specifieke doelstellingen te verwezenlijken, zoals halvering van het aantal mensen dat leeft in extreme armoede, lager onderwijs voor ieder kind, toegang tot schoon water voor alle mensen en maatregelen tegen de aids-epidemie. „Om die doelstellingen te verwezenlijken is slechts een klein deel nodig van het geld dat de wereld uitgeeft aan wapens. Toch zou dat miljarden mensen hoop geven en ons allen groter veiligheid bieden”, zei Annan.

„Maar in 2003 kwamen wij die beloften niet na. Wij lieten ons op sleeptouw nemen door oorlogvoering en verdeeldheid. Tweeduizendvier moet anders worden. Het moet het jaar worden waarin het tij wordt gekeerd”, aldus Annan. Hij wees erop dat jaarlijks miljoenen mensen sterven door armoede, honger, onveilig drinkwater, milieuvervuiling en ziekten die te voorkomen of te genezen zijn.

De discussie over de oorlog in Irak leidde tot grote verdeeldheid binnen de VN-Veiligheidsraad -die weigerde de oorlog te steunen- en een groot deel van de wereld. De Verenigde Naties kregen een nieuwe klap te verwerken toen op 19 augustus het VN-hoofdkwartier in Bagdad werd gebombardeerd en 22 mensen werden gedood, onder wie Annans gezant Sergio Vieira de Mello.