Binnenland

Bond tegen vloeken: Scherp verbod op belediging religie aan

VEENENDAAL. Religieuze gevoelens worden in Nederland onvoldoende beschermd. Daarom moet de wet worden aangescherpt.

L. Vogelaar
20 May 2014 11:53Gewijzigd op 15 November 2020 10:48
”Beledigen moet je niet willen, van geen enkel mens en geen enkele godsdienst" beeld Willem Woznitza
”Beledigen moet je niet willen, van geen enkel mens en geen enkele godsdienst" beeld Willem Woznitza

Met die oproep benaderde de Bond tegen vloeken maandag parlementariërs, media en juristen. De bond pakt daarmee de handschoen op die de Eerste Kamer in december aanreikte. De Senaat besloot toen artikel 147 (het verbod op smalende godslastering) met ingang van 1 maart uit het Wetboek van strafrecht te schrappen. Van de 70 aanwezige senatoren stemden er 49 voor afschaffing. Alleen CDA, CU, SGP en zeven van de zestien VVD’ers wilden het blasfemieverbod handhaven. Daarmee ging een 82 jaar oud rechtsartikel overboord.

Tegelijk aanvaardde de Eerste Kamer echter een motie van onder anderen PvdA-woordvoerder Schrijver en VVD’er Dupuis die de regering opriep te onderzoeken of religieuze gevoelens voldoende beschermd worden door een ander artikel in het Wetboek van Strafrecht, 137c (het verbod op belediging op grond van ras, godsdienst of levensovertuiging).

De Bond tegen vloeken meent „dat de Nederlandse wetgeving in algemene zin voldoende bescherming biedt met betrekking tot religieuze gevoelens, althans voor zover het gaat om de bescherming van de gelovigen als groep en de door hen beleden godsdienst. Gelovigen dienen als minderheidsgroep namelijk tegen een stootje te kunnen, niet te snel kromme tenen te hebben en zeker niet te snel om verbodsacties te roepen of gerechtelijke procedures aanhangig maken.”

De bond maakt daarbij wel de kanttekening dat „het door velen heilig verklaarde grondrecht van de vrijheid van meningsuiting meer relatief en niet absoluut te worden verstaan.” Met andere woorden: niet alles moet maar kunnen.

En dat raakt „de bescherming van de diepste religieuze gevoelens en de aantasting daarvan door opzettelijke lastering van het object van de desbetreffende godsdienst (het heilige Opperwezen zelf)”, want daarvoor bieden de overgebleven artikelen van het Wetboek van Strafrecht onvoldoende bescherming.

In 2008 heeft toenmalig Justitieminister Hirsch Ballin (CDA) ook al geprobeerd de bescherming van artikel 147 in artikel 137 onder te brengen, maar de Hoge Raad zei in 2009 dat artikel 137 het beledigen van godsdienst niet strafbaar stelt. In die zaak ging het over de tekst ”Stop het gezwel dat islam heet”: de man die kort na de moord op Theo van Gogh in 2004 een poster met deze tekst op zijn raam had geplakt, werd vrijgesproken.

Daarom moet het artikel worden aangescherpt, bijvoorbeeld door toe te voegen dat (groeps)belediging vanwege ras, godsdienst of levensovertuiging ook „middellijk” of „indirect” kan plaatshebben, stelt de bond, die zich door twee juristen heeft laten adviseren.

„Met indirecte belediging bedoelen we dat het belasteren van God ook gelovigen kwetst”, zegt een woordvoerder. „In 2006 kregen de SGP-jongeren en wij geen voet aan de grond in ons protest tegen de kruisigingsact van Madonna tijdens een concert in Amsterdam ArenA, omdat de vrijheid van 
meningsuiting hoog genoteerd staat. Een verwijzing naar in­directe belediging zou echter 
aanknopingspunten kunnen bieden.

Wij zeggen: beledigen moet je niet willen, van geen enkel mens en geen enkele godsdienst. Onnodig grievende uitlatingen die uitsluitend bedoeld zijn om gelovigen te beledigen en te lasteren, leiden niet zelden tot maatschappelijke polarisatie en verstoring van de openbare orde.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer