Van Duin: Onthaasten helpt tegen verhuftering
Bumperkleven, afsnijden op de snelweg, middelvinger opsteken, spugen, boeren, schelden, rommel op straat dumpen of de hond op de stoep laten poepen. Niet netjes. Maar onder invloed van de mensen om ons heen dreigen we zelf soms ook mee te doen aan hufterig gedrag.
Onthaasten tegen verhuftering
Iedereen is weleens het slachtoffer van hufterigheid. Maar we doen zelf op z’n tijd ook hufterig. „De stress groeit, de lontjes worden korter.”
Voordringen in de winkel, irritant weggedrag en hondenpoep laten liggen. Herkenbare vormen van hufterig gedrag. Dr. Menno van Duin, lector crisisbeheersing bij de Politieacademie in Apeldoorn en het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid in Arnhem, wil eerlijk zijn. „We winden ons er allemaal over op als een ander zulke dingen doet, maar zelf piep ik ook weleens voor. In de winkel, in het verkeer. Wie niet?”
Hufterigheid is een lastig begrip, vindt Van Duin. „Het gaat om kleine voorbeelden van asociaal gedrag, maar waar houdt het op? Een hulpverlener een mep verkopen is geen hufterigheid meer, maar een strafbaar feit. De grens is soms echter moeilijk te trekken.”
De lector constateert dat hufterigheid steeds vaker voorkomt. „Veel mensen leven met stress. Ze staan dagelijks onder druk. Hun lontjes worden daardoor korter. Ze laten zich eerder gaan als er iets gebeurt wat hun niet bevalt. We hebben met elkaar steeds minder geduld. Dat uit zich soms in kleine dingen. Je bent in de winkel, hebt haast, er staat een lange rij wachtenden, maar je ziet kans om voor te dringen. Niet strafbaar, wel asociaal. Ik denk ook aan de sociale media. Ze verlagen de drempel om extreem fel op elkaar te reageren; een beledigend zinnetje is snel getikt.”
Van Duin noemt een ander voorbeeld. „Ik woon aan een pleintje waar je stapvoets moet rijden vanwege de veiligheid. Natuurlijk ben ik het daar als buurtbewoner helemaal mee eens. Maar houd ik me daar altijd aan? Nee dus. Ik ben ook weleens in een slechte bui of te gehaast. Terecht als anderen zich op dat moment aan mijn rijgedrag ergeren. We lijken met z’n allen toch wat makkelijker over de schreef te gaan. Op allerlei gebied. Ik denk ook aan de politiek. Als je het taalgebruik in de Tweede Kamer hoort, kun je je soms terecht zorgen maken.”
Oorzaken aanwijzen voor de toenemende verhuftering is een complex verhaal, stelt Van Duin. „Onze normen en waarden veranderen. Allereerst door de individualisering. Voor jezelf opkomen, je eigen belang dienen is gemeengoed geworden. Die mentaliteit zit in de lucht die we allemaal inademen. Daarnaast is het gezag van instituten zoals kerk en gezin afgenomen. Opvoeden is veranderd van het corrigeren van verkeerd gedrag in het stimuleren om jezelf te ontwikkelen, desnoods ten koste van anderen.”
Als het over opvoeding gaat, wijst Van Duin op de veranderde positie van ouders. „Velen zijn hoogopgeleid. Dat stempelt hun houding ten opzichte van school. Ze accepteren niet alles, gaan in discussie met de leerkracht van hun kind. Ze zeggen openlijk: Wie ben jij dat je dit vindt van mijn kind? Je hebt niet eens een academische titel! Het gezag is in het geding. Niet alleen leerkrachten hebben daar last van, ook politiemensen en predikanten.”
Toch wil Van Duin niet alleen maar somberen. „Het gaat mij te ver om te zeggen dat onze samenleving verhuftert. Dat geloof ik niet. De criminaliteit daalt al jaren. En tegenover de voorbeelden van asociaal gedrag staat het feit dat we met z’n allen veel goede dingen doen. Denk aan mantelzorg, aan vrijwilligerswerk. Hoevelen zijn daar niet bij betrokken? En er zijn nog nooit zo veel mensen donateur of lid geweest van goededoelenorganisaties als nu. Een mooi voorbeeld vond ik ook de zoekactie die werd gehouden na de vermissing van de broertjes Ruben en Julian uit Zeist. Op zo’n moment blijkt dat velen zich op een positieve manier willen inzetten.” Mijmerend: „Misschien doen we al die goede dingen ook wel een beetje als compensatie voor ons hufterige gedrag op andere momenten.”
Barbecue
Sociale controle remt hufterigheid af, stelt Van Duin. „Terug naar het voorbeeld van het pleintje waar ik woon: als buurtbewoners kunnen we elkaar aanspreken op te hard rijden. Dat vindt niemand leuk, maar het is goed dat het gebeurt.”
Lachend: „Als je één keer per jaar een gezellige barbecue met elkaar wilt hebben, moet je het natuurlijk niet te bont maken… In het verkeer heb je die sociale controle niet. Daarom laten mensen achter het stuur zich makkelijker gaan door hun middelvinger op te steken, bumper te kleven, voor te dringen. Ze zijn op dat moment anoniem en voelen zich veilig in hun auto.”
Een apart geval vindt Van Duin de hufterigheid in plaatsen in de biblebelt, met name rond de jaarwisseling. „Jongeren worden het hele jaar strak gehouden, moeten altijd voldoen aan de regels. Op 31 december zoeken ze een uitlaatklep en gebeuren er vreemde dingen. Dan gaan alle remmen los en lijkt alles te mogen. De vaders leveren zelfs de munitie aan. Dergelijk gedrag is tot de cultuur van deze plaatsen gaan behoren.”
De Capelse lector ziet mogelijkheden om de verhuftering aan te pakken. „Makkelijk is dat niet, maar we zouden om te beginnen kunnen proberen om geduld aan te leren, te oefenen. Wij hebben een tweede huis op het platteland in Frankrijk. Daar wonen we zomers een week of zes. Het valt ons altijd op dat de mensen daar relaxter leven, meer geduld hebben, beschaafder zijn. Dat zal wellicht ook gelden voor plattelandsgebieden in ons land.”
Toenmalig minister De Boer (VROM) pleitte ooit voor onthaasting. Van Duin vindt dat zo gek niet. „Het woord is een tijdje in de mode geweest, maar je hoort er niemand meer over. Dat is jammer. Als je voortdurend zeven dingen tegelijk moet doen, gaat het fout. Dat zien we om ons heen. Ik zou opnieuw aandacht willen vragen voor onthaasting en ben ervan overtuigd dat de hufterigheid daardoor zal afnemen.”
Verhuftering heeft te maken met morele slijtage, stelt Van Duin. „Het is goed dat we daar ook wat aan doen. Ik noemde al het taalgebruik in de Tweede Kamer, maar je kunt ook denken aan het grote graaien in het bedrijfsleven. Tien miljoen euro bij het vertrek van iemand is natuurlijk van de zotte. Ook over de integriteit van openbaar bestuurders is veel te doen. We hebben de laatste tijd nogal wat schandalen op dat gebied. Fatsoen moet je doen, zei toenmalig premier Balkenende. Daar ben ik het mee eens. Deugden, bescheidenheid bijvoorbeeld, moeten weer meer de aandacht krijgen.”
Daarmee alleen redden we het niet, waarschuwt Van Duin. „Om de verhuftering tegen te gaan, is ook lik-op-stukbeleid nodig. Vergelijk het met een boete bij een verkeersovertreding. Als ik die direct krijg, is het effect groter dan wanneer het driekwart jaar duurt. Ook moeten we geen zaken laten lopen omdat mensen een grote mond opzetten tegen de politie, een conducteur of hulpverlener. Zo van: ik weet je te vinden. Dat is pure intimidatie, die geen effect mag hebben. Daarom is het goed dat bijvoorbeeld conducteurs tegenwoordig een weerbaarheidstraining krijgen. Belangrijk is ook dat de werkgever achter z’n werknemer gaat staan als deze bedreigd is, en niet zegt: Je hebt het zelf uitgelokt.”
Van Duin vraagt ook aandacht voor de voetbalwereld. In het Rotterdamse stadion De Kuip staat volgens hem op een muur een bekende uitspraak van coach Rinus Michels: Voetbal is oorlog. „Als je dat uitdraagt, geef je een totaal verkeerd signaal. Dan moet je niet verbaasd zijn dat kinderen en jongeren, maar ook volwassenen de fout ingaan.”
Goed voorbeeld doet goed volgen, is volgens Van Duin nog steeds een waardevol principe. „Ouders, leraren, bestuurders, politici, trainers: ze hebben allemaal een voorbeeldfunctie. We hebben destijds de aanvaring tussen Wilders en Rutte gehad, waarbij ze elkaar toebeten: Doe normaal man. Een slecht voorbeeld, dat anderen aanzet tot hufterigheid. Zeker kinderen kopiëren heel makkelijk gedrag van anderen. Daarom ben ik blij met de campagne in de voetbalwereld om ruw taalgebruik aan te pakken.”
Als Van Duin de Nederlandse samenleving een cijfer zou moeten geven voor haar morele peil, wordt het een 6,5. „Ik zie aan de ene kant de hufterigheid toenemen en ook de acceptatie ervan. We kijken niet raar meer op van het zoveelste schandaal in het openbaar bestuur. Tegelijk zie ik dat de acceptatie van zoiets als pedofilie afneemt. Op dat gebied is alles verwerpelijk geworden. Kijk maar naar de recente discussie rond de huisvesting van Benno L. in Leiden. Wat een commotie.”
Televisie
Waar moeten mensen hun moreel besef vandaan halen? Van Duin: „Een lastige vraag. Lange tijd speelden de kerken op dit gebied een belangrijke rol, maar die lopen leeg. De televisie heeft een groot deel van die functie overgenomen. Daar zitten twee kanten aan. Veel programma’s op het gebied van reality-tv maken de verhuftering alleen maar erger. Maar er zijn ook programma’s die op een positieve manier aandacht besteden aan normen en waarden, sociaal gedrag, gemeenschapszin.”
Hufterigheid zal nog lang een thema blijven. Van Duin: „Eigenlijk is het van alle tijden. Geweld tegen hulpverleners kwam vroeger ook voor, maar er is nu veel meer aandacht voor dankzij de media. Overigens moeten we dit thema ook niet opblazen. Een van mijn studenten schreef er een scriptie over na een stage bij de brandweer. Wat bleek uit zijn onderzoek? Het is één keer per jaar een hot item: tijdens de jaarwisseling. Maar ga je daarbuiten zoeken naar voorbeelden, dan valt dat niet mee. Journalisten ervaren dat soms ook. Ze willen schrijven over agressie in het openbaar vervoer, gaan met een conducteur op stap, maar de man blijkt nauwelijks vervelende voorvallen te hebben meegemaakt.”
Dat hufterigheid onuitroeibaar lijkt, heeft volgens Van Duin ook met de menselijke drang naar vrijheid te maken. „Binnen de kaders van fatsoen blijven, is niet altijd leuk. Ieder mens heeft de behoefte om af en toe uit de band te springen. Dat maakt het leven spannend, geeft een kick. Iets hedonistisch is ons niet vreemd. Misschien is dat ook niet zo erg, zolang het maar binnen de perken blijft.”
Van Duin wil het thema ”verhuftering” niet opblazen. Relativerend: „In de top drie van ergenis over hufterigheid staat hondenpoep op één. Dat is veelzeggend.”
Dit is het eerste deel van een serie artikelen over verhuftering van de Nederlandse maatschappij.