Rampschip Zuid-Korea was stelselmatig te zwaar beladen
INCHEON. De op 16 april gezonken Zuid-Koreaanse veerboot Sewol werd stelselmatig te zwaar beladen, op zijn laatste reis waarschijnlijk nog meer dan anders.
Dat blijkt uit scheepsdocumenten waarover het Zuid-Koreaanse dagblad Kukmin afgelopen weekend heeft bericht. Het ongeluk met de Sewol kostte meer dan 300 mensen het leven, onder wie een groot aantal tieners op schoolreisje.
Uit de documenten blijkt dat het schip op bijna al zijn tochten in de voorafgaande dertien maanden, 246 in totaal, te zwaar beladen werd.
Begin vorig jaar nog stelde het Koreaanse Scheepsregister de vrachtcapaciteit van het schip op 895 ton, minder dan de helft dan voorheen. Het schip moest ook ruim 1800 ton ballastwater aan boord hebben om stabiel te blijven. Het register gaf de nieuwe limieten alleen door aan de reder, Chonghaejin Marine, maar niet aan de kustwacht, noch aan de Koreaanse Scheepvaartvereniging, die toeziet op de binnenlandse passagiersscheepvaart.
Chonghaejin gaf een veel hogere vrachtcapaciteit op aan de scheepvaartvereniging: 3595 ton.
Sinds het opnieuw ingerichte schip in maart 2013 weer in de vaart kwam, maakte het 394 tochten tussen Incheon en het eiland Jeju. Op 246 van die vaarten werd de limiet van 895 ton overschreden.
Op 136 vaarten had de Sewol meer dan 2700 ton vracht aan boord en op 12 zelfs meer dan 3200 ton. Op de laatste tocht vervoerde de Sewol 3273 ton vracht.
Experts zeggen dat als het schip zwaar overbeladen was, zelfs een kleine manoeuvre het schip uit zijn evenwicht kan hebben gebracht.