Commentaar: Discussie over dodenherdenking
Het is al bijna zeventig jaar goed gebruik op 4 mei de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog te herdenken. Het diep ingrijpende drama van de meest verwoestende oorlog uit de geschiedenis moet niet worden vergeten. Extra dimensie daarbij is dat er niet alleen soldaten vielen in de strijd maar ook 6 miljoen Joden systematisch werden omgebracht. Alleen al vanwege deze Holocaust verdient het om jaarlijks een speciaal moment van herinnering te hebben. Dit mag nooit in de vergetelheid raken.
Jammer is wel dat er vrijwel ieder jaar in de aanloop naar de Dodenherdenking discussie ontstaat. Moet deze traditie worden voortgezet? Zo ja, hoelang ga je er nog mee door? Wie herdenk je? Alleen de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog of ook de mannen en vrouwen die sindsdien bij buitenlandse missies vielen? En vooral: Wie mogen erbij zijn? Alleen Nederlanders of ook Duitsers?
Deze discussies maken dodenherdenking dubbel beladen. De historische last van de tienduizenden slachtoffers wordt verzwaard door debatten over bijkomende kwesties. Dat zou niet moeten gebeuren.
Natuurlijk is het zo dat herdenkingen alleen zinvol zijn als ze op een aansprekende manier worden ingevuld. Maar dat heeft wel grenzen. Uiteindelijk zal het onderwerp van de herdenking zijn authentieke betekenis moeten behouden. Om die reden is het echt de vraag of de uitbreiding –namelijk ook het herdenken van latere gesneuvelden– zo verstandig is. Zonder iets af te willen doen aan de betekenis van het werk van militairen in andere conflicten, de Tweede Wereldoorlog heeft wel een uniek karakter.
Evenzo is het tijdstip van herdenken onderwerp van discussie, met name wanneer 4 mei (zoals dit jaar) op zondag valt. Dat brengt mensen die hechten aan de zondagsrust soms in gewetensnood. Sommigen van hen vinden de zondag bij uitstek geschikt om stil te staan bij de gevallenen. Stille overdenking op de rustdag, dat kan heel goed, zo is het argument. Anderen vinden dat de zondagsrust een dodenherdenking uitsluit.
Binnen de gereformeerde gezindte is er de laatste decennia op dit punt het nodige verschoven. In 1969 schreef de hervormd-gereformeerde predikant A. Vroegindeweij te betreuren dat in dat jaar dodenherdenking op zondag werd gehouden omdat daardoor de zondagsrust niet werd bevorderd en daarnaast omdat een deel van de bevolking vanwege principiële bezwaren niet mee kon doen. In 1975 pleitten de Kamerleden Abma (SGP) en Jongeling (GPV) bij de minster van Binnenlandse Zaken voor verschuiving van de herdenking van zondag 4 mei naar zaterdag 3 mei. In hun argumentatie wezen zij op het bijzondere karakter van de zondag dat ze wensten te behouden. De minister ging niet op hun verzoek in. Inmiddels vindt een deel van de gezindte herdenken op zondag aanvaardbaar.
Ook nu is er discussie. Dat is betreurenswaardig, én omdat de zondag in het geding is, én omdat deze meningsverschillen worden uitgevochten over de graven van de gevallenen heen. Dat moet niemand willen. Zou het oude idee om dodenherdenking niet op een vaste datum maar op een vaste dag te houden, toch niet te overwegen zijn? Dat zou wel rust geven.