Akkoord in EP over inkomen voor leden
Leden van het Europees Parlement krijgen in de toekomst allemaal hetzelfde salaris. Daarover is woensdag binnen deze EU-instelling, na jarenlang bakkeleien, overeenstemming bereikt.
Tot nu toe verdienen de volksvertegenwoordigers die in Brussel en Straatsburg vergaderen evenveel als de collega’s van de Tweede Kamer in hun eigen land. Daardoor bestaan er grote verschillen. Vanaf juni, als de burgers in de dan tot 25 lidstaten uitgebreide Unie naar de stembus mogen om de afgevaardigden voor de periode tot half 2009 aan te wijzen, behoren die tot het verleden.
De beloning bedraagt voortaan bruto ongeveer 100.000 euro per jaar. Vergoedingen, zoals voor onder andere reis- en verblijfskosten, worden alleen nog uitgekeerd op basis van de werkelijk gedane uitgaven, die de betrokken politici kunnen declareren door nota’s en bonnetjes te overleggen.
Over het loon moeten zij in Europees verband een belasting betalen van 25 procent. De nationale overheden mogen indien zij dat wensen besluiten tot een aanvullende heffing. De leeftijd waarop de europarlementariërs recht hebben op pensioen gaat omlaag naar 63 jaar.
De nieuwe aanpak betekent dat vooral de Italianen flink inleveren. Zij strijken tot nu toe namelijk zo’n 130.000 euro op. De gekozenen uit de op 1 mei 2004 toe te treden landen uit het voormalige Oostblok daarentegen ontvangen naar hun maatstaven gerekend straks een gigantisch salaris. In Hongarije bijvoorbeeld blijft het inkomen van een lid van het nationale parlement steken bij slechts 9000 euro.
De ministers van de lidstaten hebben het laatste woord. Zij moeten de beoogde regeling nog goedkeuren. Het ligt in de bedoeling dat zij voor 15 januari over het voorstel vanuit het EP beslissen.